ECLI:NL:RBZWB:2025:7511
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het dagloon in het kader van de IVA-uitkering en de toepassing van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de hoogte van het dagloon dat is vastgesteld voor de IVA-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het dagloon, dat was vastgesteld op € 72,30, en stelde dat dit een onevenredige uitkomst opleverde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de hoogte van het dagloon op juiste wijze heeft vastgesteld, conform het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Eiseres had aangevoerd dat haar dagloon gebaseerd moest worden op haar inkomen vanaf 29 mei 2023, het moment waarop zij 'echt' is gaan werken, maar de rechtbank oordeelde dat het historisch dagloon een redelijke afspiegeling moet zijn van het welvaartsniveau in de periode voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Niet-gerealiseerde toekomstverwachtingen zijn daarbij niet relevant. De rechtbank concludeerde dat de stelling van eiseres dat zij niet 'echt' gestart is op de arbeidsmarkt niet nader onderbouwd was, en dat haar beroep ongegrond was. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.