ECLI:NL:RBZWB:2025:743
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake huurtoeslag en zorgtoeslag door termijnoverschrijding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Toeslagen van 2 mei 2023 behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voorschotbeschikking en de definitieve berekening van zijn huurtoeslag en zorgtoeslag over de jaren 2019 en 2020. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser heeft zijn beroepschrift op 18 november 2023 ingediend, wat buiten de gestelde termijn valt.
De rechtbank heeft eiser gevraagd om toelichting over de te late indiening. Eiser gaf aan dat hij onder bewind heeft gestaan en dat hij na afloop van het bewind in de war was door de vele brieven van de Dienst Toeslagen. Hij had geprobeerd om duidelijkheid te krijgen door contact op te nemen met de Dienst Toeslagen, maar dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden. Ondanks deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er geen bijzondere redenen zijn die de te late indiening verontschuldigbaar maken. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin werd gesteld dat het niet tijdig indienen van een beroepschrift alleen kan worden verontschuldigd onder bijzondere omstandigheden.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser heeft geen recht op vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.