ECLI:NL:RBZWB:2025:721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
BRE 23/686 WLZ
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van opgelegde boetes wegens niet afsluiten zorgverzekering op basis van de Zorgverzekeringswet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de opgelegde boetes door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) beoordeeld. Eiser had geen zorgverzekering afgesloten, wat leidde tot twee boetes van elk € 437,25, opgelegd op respectievelijk 11 januari 2022 en 18 april 2022. Na bezwaar heeft het CAK de boetes verlaagd naar € 105,00, rekening houdend met eisers financiële situatie. De rechtbank oordeelt dat het CAK voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning op het juiste adres is verzonden en door eiser is ontvangen. Eiser heeft aangevoerd dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen en dat hij door zijn werk in het buitenland verzekerd was tegen ziektekosten. De rechtbank stelt vast dat eiser vanaf 4 mei 2021 ingezetene van Nederland was en op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) verplicht was een zorgverzekering af te sluiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen en de boetes terecht zijn opgelegd. De rechtbank benadrukt dat de boetes een prikkel zijn om zich te verzekeren tegen ziektekosten, wat van belang is voor de volksgezondheid. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/686 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder

gemachtigde: [gemachtigde 1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de aan hem opgelegde boetes op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.1.
Het CAK heeft eiser met het besluit van 11 januari 2022 (primair besluit I) een boete opgelegd van € 437,25 omdat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten. Met het besluit van 18 april 2022 (primair besluit II) heeft het CAK eiser een tweede boete opgelegd van € 437,25 omdat hij nog steeds geen zorgverzekering heeft afgesloten.
1.2.
Met het bestreden besluit van 23 december 2022 heeft het CAK de bezwaren van eiser gegrond verklaard en de beide opgelegde boetes verlaagd naar € 105,00.
1.3.
Het CAK heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Namens het CAK is [gemachtigde 1] verschenen.
1.5.
Daags voor de zitting, in een e-mailbericht van 4 februari 2025 te 13:31 uur, maakte eiser er melding van dat hij een gemachtigde zou hebben (de heer [gemachtigde 2] ). De bijgevoegde volmacht was echter niet ondertekend en aangezien de vermeende gemachtigde evenmin ter zitting is verschenen en ook niet anderszins zelf contact heeft opgenomen met de rechtbank, kan de rechtbank hem niet als gemachtigde aanmerken.
1.6.
Het na sluiting van het onderzoek ter zitting, op 5 februari 2025 te 14:22 uur, ontvangen emailbericht van eiser waarin hij verzoekt om een nieuwe zitting te plannen omdat zijn gemachtigde door problemen met het openbaar vervoer een half uur te laat op de rechtbank was, geeft de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek ter heropenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Met de brief van 1 oktober 2021 heeft het CAK eiser een aanmaning gestuurd omdat het CAK heeft geconstateerd dat eiser geen zorgverzekering in de zin van de Zvw heeft afgesloten. In die aanmaning is eiser gewezen op zijn verplichting om een zorgverzekering af te sluiten en is hem meegedeeld dat, als hij die niet binnen drie maanden afsluit, een boete wordt opgelegd. Vervolgens heeft het CAK geconstateerd dat eiser binnen drie maanden daarna nog steeds geen zorgverzekering had afgesloten en heeft het CAK primair besluit I genomen. Binnen drie maanden daarna had eiser nog steeds geen zorgverzekering afgesloten en heeft het CAK primair besluit II genomen. Vanaf 10 augustus 2022 heeft eiser een zorgverzekering bij Zilveren Kruis. Het CAK heeft in bezwaar de opgelegde boetes verlaagd naar € 105,00 vanwege eisers slechte financiële situatie.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CAK terecht aan eiser boetes heeft opgelegd omdat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beroepsgronden.
Eiser voert aan dat hij de aanmaning van het CAK van 1 oktober 2021 niet heeft ontvangen. Als reden geeft eiser aan dat verschillende brieven bij zijn buurman zijn bezorgd. Hij was als gevolg daarvan pas met het primaire besluit I op de hoogte van de verplichting een zorgverzekering af te sluiten. Eiser wijst er verder op dat hij door zijn werk in het buitenland tegen ziektekosten was verzekerd. Hij kon zich als gevolg van een fout van de gemeente Terneuzen pas vanaf 4 mei 2021 in de Basisadministratie personen (Brp) inschrijven. Eiser wijst erop dat hij zijn best heeft gedaan om zich te verzekeren. Dat is gelukt vanaf 1 januari 2022. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser de bevestiging van Zilveren Kruis van 10 augustus 2022 meegezonden. Eiser stelt dat de zorgverzekeringsmaatschappij achteraf na een telefoontje van de Sociale verzekeringsbank (Svb) de ingangsdatum van zijn zorgverzekering heeft gewijzigd in 10 augustus 2022. Volgens eiser is dit ten onrechte. Ten slotte doet eiser een beroep op zijn slechte financiële situatie. Hij stelt dat hij de boetes niet kan betalen.
6.
Overwegingen.
6.1.
Eiser is volgens de Basisadministratie personen (Brp) vanaf 4 mei 2021 ingezetene van Nederland en is als zodanig verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Zvw is degene die van rechtswege verzekerd is krachtens de Wlz verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. De verzekeringsplicht op grond van de Wlz wordt vastgesteld door de Svb. Het CAK gaat vervolgens op basis van vergelijking van de Basisadministratie Volksverzekeringen (het bestand waarin door de Svb verzekerden voor de Wlz zijn geregistreerd) en het Referentiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (het bestand van zorgverzekeraars waarin hun verzekerden zijn opgenomen) na welke personen wel verplicht zijn een zorgverzekering af te sluiten maar dat niet hebben gedaan. Aan die personen zendt het CAK een aanmaning. Dit vloeit voort uit artikel 9a, eerste en tweede lid, van de Zvw. Als zij binnen drie maanden daarna nog geen zorgverzekering hebben gesloten legt het CAK op grond van artikel 9b, eerste lid, van de Zvw een boete op.
Omdat eiser in de bezwaarprocedure heeft bestreden dat hij voor de Wlz verzekerd is, heeft het CAK informatie opgevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op 5 oktober 2022 aan het CAK meegedeeld dat eiser in de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 mei 2021 niet verzekerd was voor de Wlz, maar vanaf 4 mei 2021 wel. Dat betekent dat eiser vanaf 4 mei 2021 een zorgverzekering in de zin van de Zvw had moeten hebben afgesloten.
Voor het CAK is het standpunt van de Svb over de verzekering op grond van de Wlz een gegeven. Het CAK mag daarvan uitgaan.
6.2.
Op 1 oktober 2021 heeft het CAK eiser een aanmaning gezonden. Eiser stelt dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen. De aanmaning is niet aangetekend verzonden. In dat geval is het in beginsel aan het CAK om aannemelijk te maken dat de aanmaning wel op het adres van eiser is ontvangen. Het CAK heeft de aanmaning naar het juiste adres van eiser gezonden. Het CAK houdt bovendien een verzendadministratie bij. Uit de door het CAK overgelegde stukken blijkt dat het CAK op 27 september 2021 in totaal 3.734 brieven (met daarbij 250 besluiten) heeft aangemaakt met [kenmerk 1] , welke batch door PostNL is ontvangen. De brief aan eiser met [kenmerk 2] maakt daarvan onderdeel uit. Het CAK heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanmaning is verzonden naar het juiste adres van eiser en door hem is ontvangen. Eisers betoog dat verschillende brieven door de postbode bij zijn buurman zijn bezorgd, is onvoldoende om de ontvangst van de aanmaning te bestrijden. Door eiser is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen.
6.3.
Op 10 augustus 2022 heeft eiser een zorgverzekering afgesloten bij Zilveren Kruis. In de bevestiging die op diezelfde dag door Zilveren Kruis per e-mail aan eiser is gezonden staat “
Uw verzekering start op 1 januari 2022.” Het CAK heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat die datum volgens Zilveren Kruis slechts de verzochte ingangsdatum betreft die eiser zelf heeft ingevuld bij zijn aanvraag om een zorgverzekering en dat dit niet de daadwerkelijke ingangsdatum van de zorgverzekering is. Het CAK heeft zich daarbij gebaseerd op een telefoonnotitie van een gesprek van een van zijn medewerkers met Zilveren Kruis. Dat de ingangsdatum van eisers zorgverzekering 10 augustus 2022 is (en niet 1 januari 2022) volgt bovendien uit correspondentie die eiser zelf heeft overgelegd bij brief van 20 maart 2023, te weten: de brieven van 28 oktober 2022, 16 november 2022 en van 1 december 2022 van het Zilveren Kruis. Daarin staat dat het niet mogelijk is om met terugwerkende kracht zo ver in het verleden een zorgverzekering af te sluiten en dat Zilveren Kruis dus uitgaat van een verzekering per 10 augustus 2022.
De termijn van drie maanden na primair besluit I is op 1 januari 2022 verstreken. De termijn van drie maanden na primair besluit II is op 18 juli 2022 verstreken. Op die beide data had eiser nog geen verzekering, zodat het CAK verplicht was de boetes op te leggen.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat beide boetes terecht zijn opgelegd.
6.4.
Eiser heeft een beroep gedaan op zijn slechte financiële situatie. In verband daarmee heeft het CAK besloten beide opgelegde boetes te matigen naar € 105,-. De rechtbank overweegt dat het besluit van het CAK in lijn is met de geldende rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat ook als iemand vrijwel geen financiële draagkracht heeft, het opleggen van een boete in het belang van de volksgezondheid noodzakelijk is omdat van die boete immers een prikkel uit gaat tot verzekering tegen ziektekosten. [1] Het CAK heeft in dit geval niet alleen rekening gehouden met de hoogte van de (niet betaalde) standaardpremie (€ 145,75 per maand) maar ook met een fictief maandbedrag aan zorgtoeslag (€ 111,00). Dit is € 34,75 per maand. Dit bedrag is vermenigvuldigd met 3 (maanden) en bedraagt dan € 104,25, afgerond € 105,00. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een passende boete.
6.5.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser een groot aantal stukken aan de rechtbank heeft gezonden over de invordering van de opgelegde boetes. De invordering is echter geen onderwerp van geschil in deze procedure. Het CAK heeft ter zitting toegezegd dat het nog zal nagaan of de nieuwe, verlaagde bedragen correct zijn doorgegeven aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Ook is toegezegd dat het CAK aan eiser een overzicht zal sturen van de door eiser verrichte betalingen en eventuele (invorderings) kosten.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete oplegt voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Wet langdurige zorg (Wlz)
Artikel 1.2.1
Ingezetene in de zin van deze wet is degene, die in Nederland woont.
Artikel 1.2.2
1. Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Artikel 2.1.1
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die:
a. ingezetene is;
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Artikel 2
1. Degene die ingevolge de Wet langdurige zorg en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, is verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Artikel 9a
1.Het CAK gaat op basis van vergelijking van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanden na welke verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn.
2. Het CAK zendt een verzekeringsplichtige als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
Artikel 9b
1.Indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, legt het CAK hem dan wel, indien de verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent, een bestuurlijke boete op.
2.De hoogte van de boete is gelijk aan driemaal de tot een maandbedrag herleide standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag.