ECLI:NL:RBZWB:2025:7190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
24/7481
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 oktober 2025, wordt het bezwaar van eiseres tegen het besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 1 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering, maar volgens Orionis waren de bezwaargronden niet tijdig ingediend. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat Orionis terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres niet heeft gereageerd op de verzoeken van Orionis om de gronden van bezwaar in te dienen binnen de gestelde termijnen. Ondanks de argumenten van de gemachtigde, waaronder een vermeende miscommunicatie over de termijn en persoonlijke omstandigheden, oordeelt de rechtbank dat de termijnoverschrijding voor rekening van de eiseres komt. De rechtbank benadrukt dat een professionele rechtshulpverlener verantwoordelijk is voor het bewaken van termijnen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van Orionis in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7481 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer 23 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiseres van 1 juli 2024. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres volgens Orionis de bezwaargronden niet tijdig heeft ingediend. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of Orionis het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat Orionis terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Orionis heeft met het bestreden besluit van 23 september 2024 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van Orionis, [naam 1] en [naam 2]. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming bestreden besluit
3. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
3.1.
Met het besluit van 19 juni 2024 heeft Orionis de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken en teruggevorderd. Op 1 juli 2024 heeft eiseres daartegen bezwaar gemaakt.
3.2.
In de ontvangstbevestiging van 3 juli 2024 heeft Orionis de gemachtigde van eiseres verzocht om toezending van de gronden van bezwaar. Daarbij is een termijn gegeven tot 24 juli 2024, met de mededeling dat bij uitblijven van een reactie het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Hierop is geen reactie ontvangen.
3.3.
Op 1 augustus 2024 heeft Orionis een e-mail gestuurd naar het (algemene) e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres. In de e-mail is een termijn gesteld tot 9 augustus 2024 voor het indienen van de bezwaargronden. Ook hierop heeft Orionis geen reactie ontvangen.
3.4.
Door de heer [naam 2] van Orionis is telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiseres op 26 augustus 2024, waarbij is gesproken over indiening van de bezwaargronden. In de e-mail van 4 september 2024 aan de gemachtigde van eiseres heeft de heer [naam 2] van Orionis gerefereerd aan dit gesprek en verzocht om uiterlijk 13 september 2024 de gronden in te dienen.
3.5.
Op 30 augustus 2024 is er telefonisch contact geweest tussen de gemachtigde van eiseres en mevrouw [naam 1] van Orionis.
3.6.
Met het bestreden besluit van 23 september 2024 heeft Orionis het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3.7.
De gronden van het bezwaar heeft de gemachtigde van eiseres alsnog bij Orionis ingediend op 30 september 2024.
Beroepsgronden
4. De gemachtigde van eiseres voert aan dat in het telefoongesprek van 26 augustus 2024 niet een termijn is afgesproken tot uiterlijk 13 september 2024, maar uiterlijk 30 september 2024 voor het indienen van de bezwaargronden. Ter zitting heeft de gemachtigde gesteld dat in zijn agenda op 30 september 2024 deze zaak stond genoteerd voor het indienen van de gronden. De gemachtigde voert aan dat hij op vakantie was van 30 augustus 2024 tot en met 15 september 2024. Verder stelt de gemachtigde van eiseres dat Orionis het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, zonder in de laatste e-mail aan te geven dat de genoemde termijn een fatale termijn is. Daarnaast had Orionis bij de beslissing moeten meewegen de medische informatie waaruit blijkt dat er bij eiseres sprake is van ernstige psychische decompensatie. Ook had Orionis daarbij moeten betrekken dat het terug te vorderen bedrag buitengewoon groot is, en dat nooit sprake is geweest van opzet of grove schuld aan de zijde van eiseres maar van dwang van haar ex-partner.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld waaraan een bezwaar- of beroepschrift ten minste moet voldoen. Ingevolge het eerste lid, onder d, van dit artikel geldt dat het bezwaarschrift de gronden van bezwaar moet bevatten. Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 en de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6.1.
Vaststaat dat het bezwaarschrift van 1 juli 2024 geen gronden bevat. De gemachtigde van eiseres erkent dat hij geen gronden heeft ingediend, nadat daarom is verzocht in de ontvangstbevestiging van 3 juli 2024 en de e-mail van 1 augustus 2024. Deze berichten heeft hij over het hoofd gezien. Na telefonisch contact heeft Orionis in de e-mail van 4 september 2024 aan de gemachtigde een termijn verleend voor indiening van de bezwaargronden tot en met 13 september 2024.
De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde met de verwijzing naar zijn eigen agenda niet heeft onderbouwd dat in het telefoongesprek van 26 augustus 2024 een andere termijn (uiterlijk 30 september 2024) is afgesproken. Dat in een later telefoongesprek op 30 augustus 2024 met mevrouw [naam 1] van Orionis ook over een termijn voor het indienen van bezwaargronden is gesproken, maakt dit niet anders omdat mevrouw [naam 1] andere dossiers van de gemachtigde in behandeling heeft en Orionis in die zaken eveneens betwist dat in dat telefoongesprek een termijn van 30 september 2024 is afgesproken. Ook het argument van de gemachtigde dat de termijn van 13 september 2024 niet kan zijn afgesproken omdat die eindigde in zijn vakantie, volgt de rechtbank niet. Bij betwisting door Orionis staat niet vast dat in het telefoongesprek op 26 augustus 2024 in deze zaak de gemachtigde de gestelde vakantie heeft benoemd. In het geval er sprake zou zijn geweest van een miscommunicatie tijdens dit telefoongesprek en de gemachtigde in de veronderstelling verkeerde dat een termijn tot en met 30 september 2024 was afgesproken, had het op de weg van de gemachtigde gelegen om te reageren op de e-mail van 4 september 2024 waarin de termijn van 13 september 2024 is vermeld. Er is niet gereageerd op deze e-mail; niet door de waarnemer van de gemachtigde tijdens zijn gestelde vakantie, evenmin door de gemachtigde zelf na terugkeer van zijn gestelde vakantie.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de termijn voor indiening van de gronden eindigde op 13 september 2024. Binnen die termijn heeft Orionis van de gemachtigde van eiseres geen bezwaargronden ontvangen.
6.2.
De beroepsgrond van eiseres dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege moet blijven omdat in de e-mail van 4 september 2024 niet is benoemd dat de termijn een fatale termijn is, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
Anders dan in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 juli 2020 [1] werd eiseres in dit geval tijdens de bezwaarfase bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener. Vanwege de professionaliteit die in geval van beroepsmatig handelen mag worden verwacht, ligt de lat hier hoger dan bij individuele burgers. Van een professionele rechtshulpverlener, zoals gemachtigde, mag worden verwacht dat hij de termijnen bewaakt en zo nodig om (extra) uitstel verzoekt. Ook mag worden verondersteld dat een professionele rechtshulpverlener bewust is van het risico dat het niet (tijdig) indienen van bezwaargronden niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg kan hebben, te meer nu daar in dit geval op is gewezen in de ontvangstbevestiging van Orionis van 3 juli 2024. Daarnaast ligt het op de weg van de gemachtigde om zorg te dragen voor waarneming van zijn praktijk tijdens zijn afwezigheid. Een termijnoverschrijding of ander verzuim zal om die reden doorgaans niet verschoonbaar zijn, tenzij sprake is (geweest) van (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de professionele rechtshulpverlener zelf. [2] Van dergelijke bijzondere omstandigheden is hier niet gebleken. Orionis heeft de gemachtigde voldoende gelegenheid geboden om de bezwaargronden in te dienen. Hoewel de rechtbank oog heeft voor het belang van eiseres bij een inhoudelijke behandeling van haar bezwaar, geldt in dit geval dat het handelen van haar gemachtigde voor haar risico komt.
6.3.
De rechtbank concludeert dat Orionis het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van Orionis, waarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard, in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 23 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6, aanhef en onder a
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Voetnoten

2.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 12 maart 2025, ECLI:NL:CRVB:374.