In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker die bezwaar heeft gemaakt tegen een opgelegde leges aanslag van € 9.856 door de gemeente Baarle-Nassau. Verzoeker heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar en vraagt de voorzieningenrechter om de invordering van de legesaanslag op te schorten, de legesaanslag te schorsen en verdere dwangmaatregelen te verbieden totdat er definitief is beslist op het beroep. De voorzieningenrechter stelt vast dat hij niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de invorderingsmaatregelen, aangezien hiervoor een rechtsgang bij de civiele rechter is geopend. Voor zover het verzoek om schorsing van de aanslag betreft, kan de voorzieningenrechter wel een voorlopige voorziening treffen, mits er sprake is van een spoedeisend belang en de aanslag onmiskenbaar lichtvaardig of onrechtmatig is opgelegd. De voorzieningenrechter concludeert echter dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond, mede omdat er uitstel van betaling is verleend door de invorderingsambtenaar. Hierdoor wordt het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.