ECLI:NL:RBZWB:2025:7012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/440285 HA RK 25-222
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Kok
  • Zander
  • Van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke zaken

Op 17 oktober 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in verband met vier bestuursrechtelijke zaken. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. De Weert, de behandelend rechter in deze zaken. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en dat hij in bewijsnood verkeerde omdat hij geen toegang had gekregen tot belangrijke processtukken. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard, omdat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om uitstel te verlenen voor het geven van een toelichting door de verzoeker op zijn belanghebbendheid, een procesbeslissing is waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De verzoeker had geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter kunnen aantonen. De wrakingskamer besloot daarom het verzoek tot wraking ongegrond te verklaren en de behandeling van de hoofdzaken voort te zetten in de stand waarin deze zich bevonden voor de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/440285 / HA RK 25-222
beslissing van 17 oktober 2025 op het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
te [plaats],
verder te noemen: verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hoofdzaken met zaaknummers BRE AWB 25/4278, BRE AWB 25/4279, BRE AWB 25/4280 en BRE AWB 25/4281;
- het wrakingsverzoek van 28 september 2025, met bijlagen;
- het e-mailbericht van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 30 september 2025 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust;
- de brief van verzoeker van 3 oktober 2025, met bijlagen;
- het e-mailbericht van verzoeker van 6 oktober 2025, met bijlagen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. De Weert (hierna te noemen: de rechter), de behandelend rechter van genoemde zaken.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
De verzoeker heeft als gronden voor zijn wrakingsverzoek samengevat weergegeven het volgende aangevoerd. In de brief van de rechtbank van 1 september 2025 is aan verzoeker verzocht om in de vier hoofdzaken toe te lichten waarom hij belanghebbende is. Verzoeker heeft bij brief van 9 september 2025 verzocht om uitstel voor het geven van die toelichting. Na meerdere malen contact op te hebben genomen met de rechtbank, is op 22 september 2025 een e-mailbericht van de rechter ontvangen, alsmede vier brieven op 24 september 2024, waarin is aangegeven dat hij tot 29 september 2025 uitstel zal krijgen. Er is volgens verzoeker door de rechter een veel te late reactie gegeven. Ook is geen onderbouwing gegeven voor de beslissing met betrekking tot dit uitstel naar aanleiding van de argumenten van verzoeker. De gegeven termijn aan verzoeker, tot 29 september 2025, is volgens hem te kort. Verzoeker verkeert in bewijsnood omdat hij de stukken in de procesdossiers in de beroepzaken niet van de rechtbank dan wel van de gemeente Baarle-Nassau heeft ontvangen. Aan de rechter kleeft gelet op het voorgaande “(de schijn van) partijdigheid en (de schijn van) pratigheid”. De rechter wil de beroepszaken niet behandelen uit angst voor represailles uit het drugscriminele circuit.

4.De beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter in voornoemde zaken op het verzoek van verzoeker om uitstel voor het geven een toelichting waarom hij belanghebbende is bij de besluiten waar die zaken over gaan, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. In de e-mail van 22 september 2025 is uitstel verleend, is – nogmaals – toegelicht wat van verzoeker wordt gevraagd en wordt gemotiveerd waarom nader uitstel niet noodzakelijk wordt geacht. Aldus wordt geenszins voldaan aan voornoemd criterium.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
4.4.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a en e, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
verklaart het verzoek ongegrond;
5.2.
bepaalt dat de behandeling van de zaken met zaaknummers BRE AWB 25-4278, BRE AWB 25-4279, BRE AWB 25-4280 en BRE AWB 25-4281 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 17 oktober 2025 door mr. Kok, rechter en voorzitter en mr. Zander en mr. Van de Sande, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.