Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de akte in het geding brengen producties van [gedaagde] met producties 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling van 23 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van Stipt;
- de pleitnota van [gedaagde] met opschrift ‘conclusie van antwoord’.
3.De feiten
7. Geheimhouding
Mr. Van Grinsven heeft op 3 april jl. bevestigd dat partijen uitvoering hebben gegeven aan de vaststellingsovereenkomst. Stipt heeft derhalve ook uitvoering gegeven aan het verwijderen van alle in de VSO bedoelde content van haar online kanalen en zal geen nieuwe content plaatsen. Indien Stipt tóch nieuwe content plaatst, kan de heer [gedaagde] Stipt houden aan het overeengekomen boetebeding.
[titel 1]’. Daarnaast heeft de deurwaarder op YouTube een short gevonden met de titel ‘
[titel 2]’, geplaatst op 10 april 2025.
[titel 1]’ afbeeldingen naar boven komen. Eveneens op 18 juli 2025 heeft de deurwaarder het proces-verbaal van 30 juni 2025, alsmede de beide processen-verbaal van constatering betekend aan Stipt met een bevel om (in totaal) driemaal de boete van € 25.000,00 te betalen.
4.Het geschil
5.De beoordeling
[titel 1]’ is geplaatst op 10 juli 2024. Dat dit filmpje viel onder de verplichting om bestaande content te verwijderen, staat niet ter discussie. Stipt heeft ter zitting verklaard dat zij niet wist dat het filmpje nog online te vinden was en dat het ‘er doorheen is geschoten’. Voldoende bepaald is ook dat er op overtreding van deze verplichting een boete van € 25.000,00 stond. Voor deze boete van € 25.000,00 heeft [gedaagde] een executoriale titel.
[titel 2]’ geplaatst op 10 april 2025 en dus nádat de vaststellingsovereenkomst van 25 maart 2025 door partijen was getekend. De gestelde overtreding valt dus onder de verplichting om in de toekomst geen content over [gedaagde] en/of zijn Mercedes te maken. De daaraan verbonden boete was op het moment van tekenen van de vaststellingsovereenkomst een toekomstige vordering. In de vaststellingsovereenkomst is niet overeengekomen hoe de overtreding van de verplichting om zich te onthouden van het maken van content en dus de verschuldigdheid van de boete op een voor Stipt bindende wijze kan worden vastgesteld. Voor deze toekomstige vorderingen levert het proces-verbaal met de daaraan gehechte vaststellingsovereenkomst daarom – in lijn met de conclusie van [naam 1] en de daarin genoemde rechtspraak – geen executoriale titel op.