ECLI:NL:RBZWB:2025:6500
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 243.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. Belanghebbende, eigenaar van de woning, betwistte deze waarde en stelde dat de woning maximaal € 198.000 waard was. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 17 september 2025, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende had de waarde van de woning willen onderbouwen met het door hem betaalde aankoopcijfer van € 194.491, maar de rechtbank concludeert dat dit cijfer niet representatief is voor de waarde in het economisch verkeer, omdat de woning in verhuurde staat is verkocht. De rechtbank heeft de waarde vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de heffingsambtenaar referentiewoningen heeft gebruikt die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de WOZ-waarde van € 243.000 terecht is vastgesteld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.