ECLI:NL:RBZWB:2025:6371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/738 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kwijtschelding op basis van dringende redenen in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om kwijtschelding van een terugvorderingsbesluit. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen heeft op 5 juni 2024 het verzoek van eisers afgewezen, waarna eisers bezwaar hebben gemaakt. Het college heeft bij het bestreden besluit van 19 december 2024 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft op 16 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. T. Spaan namens het college. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. De rechtbank legt uit dat het terugvorderingsbesluit in rechte vaststaat en dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals vastgelegd in de beleidsregels van het college. Eisers hebben gesteld dat er dringende redenen zijn vanwege medische en financiële problemen, maar de rechtbank oordeelt dat deze stellingen onvoldoende zijn onderbouwd. Er is geen bewijs overgelegd van de gestelde schulden of medische klachten die de dringende redenen zouden onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het college de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding op goede gronden heeft gehandhaafd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 september 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/738
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om kwijtschelding.
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 5 juni 2024 afgewezen. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 19 december 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, de gemachtigde van eisers en mr. T. Spaan namens het college deelgenomen.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Vastgesteld wordt dat niet in geschil is dat het terugvorderingsbesluit in rechte vaststaat. Er dient door eisers nog een bedrag te worden voldaan. Eisers hebben het college verzocht om af te zien van verdere invordering van dit bedrag. In artikel 6:9, eerste lid van de beleidsregels [1] van het college is bepaald in welke gevallen het college van verdere invordering kan afzien. Tussen partijen is niet in geding dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden genoemd onder a. tot en met e. uit dat artikel. Eisers doen een beroep op de voorwaarde onder f., de dringende redenen.
3.1.
Volgens eisers zijn er dringende redenen op grond waarvan het restant van de vordering kwijtgescholden moet worden. Er zou sprake zijn van medische en financiële problemen. Eisers hebben daarbij een beroep gedaan op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 april 2024. [2] Daarin heeft de CRvB bepaald dat bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden niet alleen rekening moet worden gehouden met onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen van de terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. De rechtbank stelt vast dat eisers weinig hebben aangevoerd over het ontstaan van de vordering. In beroep hebben eisers alleen gesteld dat het sluiten van de winkel in 2019 de oorzaak is van de terugvordering. In bezwaar hebben eisers aangevoerd dat de toenmalige bewindvoerder van eisers de Dienst Toeslagen van onjuiste informatie zou hebben voorzien en dat de toenmalige boekhouder van eisers ten onrechte bruto-inkomsten als netto-inkomsten heeft doorgegeven aan het college.
3.2.
De rechtbank overweegt dat de CRvB heeft geoordeeld dat met betrekking tot de oorzaak alle relevante feiten en omstandigheden dienen te worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het bestuursorgaan is in de redenen voor terugvordering. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan eigen fouten van het bestuursorgaan die aan een terugvordering ten grondslag liggen. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat het college veel fouten heeft gemaakt en dat er veel problemen zijn tussen eisers en het college, onder andere in de communicatie. De rechtbank constateert dat een onderbouwing van deze stelling met stukken ontbreekt. Dat geldt ook voor de stelling van eisers dat hun voormalige bewindvoerder en boekhouder fouten hebben gemaakt waardoor eisers in de problemen zijn geraakt.
3.3.
Verder hebben eisers gesteld dat zij medische problemen hebben. Zij ontvangen beiden een WIA-uitkering. De rechtbank twijfelt er niet aan dat eisers klachten hebben, maar is van oordeel dat deze klachten onvoldoende zijn onderbouwd om op grond daarvan dringende redenen aan te nemen.
3.4.
Tot slot hebben eisers aangevoerd dat zij financiële problemen hebben. Zij hebben schulden bij onder meer het UWV en de Dienst Toeslagen. Om aan de maandelijkse betalingsverplichting aan het college te kunnen voldoen, lenen eisers geld in hun omgeving. De rechtbank constateert dat eisers geen stukken hebben overgelegd waaruit de gestelde schulden blijken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om eisers te volgen in hun stelling dat de schulden dusdanige problemen met zich brengen dat sprake is van een onevenredig besluit.
3.5.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college eisers beroep op dringende redenen op goede gronden heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ behorend bij Verzamelverordening 2017