In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 471.000 per 1 januari 2020 en het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 juli 2025, waarbij belanghebbende en mr. B. de Smit, namens de heffingsambtenaar, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de WOZ-beschikking en de aanslag OZB. Echter, de rechtbank erkent dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die in dit geval met 18 maanden is overschreden. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 1.500 toe aan belanghebbende, die volledig voor rekening van de heffingsambtenaar komt. De uitspraak bevestigt dat de WOZ-beschikking en de aanslag OZB in stand blijven, maar dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van griffierecht.