In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 13 maart 2024 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft verweerder op 21 mei 2025 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn de twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak moet beslissen. De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen.