In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 20 december 2023 om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft op 27 januari 2025 verweerder in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en openbaar gemaakt op 29 augustus 2025.