In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling, die op 2 oktober 2023 door de Dienst Toeslagen was ontvangen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 16 oktober 2024 bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken op het bezwaar moest beslissen. Eiser stelt nu dat de Dienst Toeslagen deze beslissing niet heeft genomen, wat hem noopte tot het indienen van een beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. Aangezien de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor betrokkenen om beroep in te stellen wanneer er niet tijdig op een aanvraag of bezwaar wordt beslist. De rechtbank bevestigt dat de Dienst Toeslagen moet voldoen aan de eerder gestelde termijn en dat er consequenties zijn voor het niet naleven van deze termijn.