ECLI:NL:RBZWB:2025:5800
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de waarde van onroerende zaak in het kader van de WOZ door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 27 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 8 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] vastgesteld op € 303.000, met als waardepeildatum 1 januari 2023. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geschorst om belanghebbende de gelegenheid te geven een bewijs van verzending van het beroepschrift te overleggen, wat op 21 juli 2025 is ontvangen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten zonder nadere mondelinge behandeling.
De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is, aangezien het beroepschrift buiten de beroepstermijn van zes weken was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat belanghebbende het beroepschrift op 4 december 2024 per aangetekende post heeft verzonden. Vervolgens wordt de waarde van de woning en de aanslag OZB beoordeeld. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde, maar geeft geen specifieke waarde op. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 303.000. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de beschikking en de aanslag OZB in stand blijven, en belanghebbende krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.