ECLI:NL:RBZWB:2025:5639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 25/1815 tot en met 25 / 1817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen zuiveringsheffing niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

Op 21 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van SaBeWa. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar met betrekking tot de aanslagen zuiveringsheffing over de jaren 2022, 2023 en 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 2 juni 2025 de aanslagen heeft verminderd tot nihil, waardoor de klachten van de belanghebbende volledig zijn verholpen. Hierdoor is er geen procesbelang meer voor de belanghebbende, wat leidt tot de conclusie dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden, maar heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 25/1815 tot en met 25/1817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van SaBeWa, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 februari 2025. De beroepen zien op de aanslagen zuiveringsheffing over de jaren 2022, 2023 en 2024 voor het object [adres] te [plaats] met aanslagnummers [aanslagnummer 1], [aanslagnummer 2] en [aanslagnummer 3].
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende komt in beroep tegen de opgelegde zuiveringsheffing over de jaren 2022, 2023 en 2024 voor het object [adres] te [plaats]. De heffingsambtenaar heeft op 2 juni 2025 laten weten dat de aanslagen tegen de zuiveringsheffing over de jaren 2022, 2023 en 2024 zijn verminderd tot nihil. Ook heeft de heffingsambtenaar laten weten dat belanghebbende naar zijn mening in aanmerking komt voor vergoeding van het griffierecht.
3. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar, nadat beroep bij de rechtbank was ingesteld, alsnog volledig aan de klachten van belanghebbende ten aanzien van de zuiveringsheffing tegemoet is gekomen. Dit betekent dat de beroepszaken niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. [1] Dit betekent dat er geen procesbelang meer is.
4. De rechtbank verklaart daarom het door belanghebbende ingestelde beroepen wegens het gebrek aan belang kennelijk niet-ontvankelijk.
5. In gevallen waarin een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het bestuursorgaan geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoet is gekomen, behoort de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht te worden gelast. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 53,- aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 21 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.