ECLI:NL:RBZWB:2025:5520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
24/1778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding en gebrek aan machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 18 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 266.000 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het bedrijf JUIST namens belanghebbende beroep ingesteld, maar zonder de noodzakelijke machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende nooit een machtiging heeft afgegeven aan JUIST, wat betekent dat het beroepschrift niet rechtsgeldig was. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 12 maart 2024, terwijl de rechtbank het beroepschrift pas op 8 juni 2024 ontving. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Hierdoor wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld en krijgt belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van21 december 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 266.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de heffingsambtenaar deelgenomen: [persoon 1] en [persoon 2] . Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.4.
Belanghebbende is via het systeem Mijn Rechtspraak op 22 mei 2025, 08:48 uur, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd de zitting bij te wonen. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan belanghebbende verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat belanghebbende dit bericht op 22 mei 2025 heeft ontvangen. [1] De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een tussenwoning (bouwjaar 1997) met een gebruiksoppervlakte van 101 m2, een berging van 6 m2, twee dakkapellen en een grondoppervlakte van 110 m2.
2.1.
Belanghebbende en het bedrijf JUIST hebben – ieder afzonderlijk – op
7 maart 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen de WOZ-beschikking. Naar aanleiding daarvan heeft de heffingsambtenaar een uitspraak op bezwaar met dagtekening
21 december 2023 toegezonden aan JUIST. Vervolgens is op 30 januari 2024 een separate uitspraak op bezwaar toegezonden aan belanghebbende.
2.2
Belanghebbende heeft op 26 februari 2024 een klacht naar de gemeente Tilburg gestuurd. Uit de brief van de gemeente Tilburg naar aanleiding van deze klachtenprocedure volgt – voor zover relevant – het volgende:

“Onderzoek klachten

(…) Uit dit onderzoek is inderdaad gebleken dat er naast uw bezwaarschrift ook een bezwaarschrift namens u is ingediend door het extern bureau, JUIST. En zoals u in uw klacht ook stelt is hiervoor niet de noodzakelijke machtiging overgelegd.”

2.3
JUIST heeft op 25 januari 2024 namens belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. JUIST heeft dit beroepschrift bij brief met dagtekening
25 januari 2024 (eerst ontvangen door de rechtbank op 16 april 2024) ingetrokken.
2.4
Belanghebbende heeft de rechtbank op 22 april 2024 een brief gestuurd. Daarin staat het volgende:
“Bij deze deel ik jullie mee dat het bedrijf JUIST niet mag bemoeien in deze zaak. JUIST heeft nooit een machtiging van mij gehad. En op aandringen van mij is de medewerker snel een machtiging gaan vragen bij JUIST.
Ik treef op eigen titel in deze zaak, dus alleen naar mij toezenden en niet aan het bedrijf JUIST.”
2.5
Belanghebbende heeft op 8 juni 2024 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep ontvankelijk is. Als het beroep
niet-ontvankelijk is, dan kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

Is het beroepschrift ontvankelijk?
4. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [3] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [5] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [6] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen.
4.1.
Als een beroepschrift te laat wordt ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [7]
4.2.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende heeft verklaard nooit een machtiging te hebben afgegeven aan JUIST (zie 2.2 en 2.4). Deze verklaring wordt bevestigd in de brief naar aanleiding van de door belanghebbende gevoerde klachtenprocedure tegen de gemeente Tilburg. Dit betekent dat het door JUIST ingediende beroepschrift met dagtekening
25 januari 2024 niet rechtsgeldig is omdat belanghebbende geen machtiging heeft afgegeven om zich door JUIST te laten vertegenwoordigen.
4.3.
De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is 21 december 2023. Aangezien deze uitspraak op bezwaar aan JUIST is toegezonden, gaat de rechtbank ervan uit dat de bekendmaking aan belanghebbende eerst op 30 januari 2024 heeft plaatsgevonden (door middel van het toezenden van een afschrift van de uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar). [8] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending daarvan later dan die datum heeft plaatsgevonden. Uitgaande van de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende op 30 januari 2024, eindigde de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 12 maart 2024. De rechtbank heeft het beroepschrift van belanghebbende op 8 juni 2024 ontvangen (zie 2.5). Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest als gevolg van een hem niet toe te rekenen omstandigheid. [9]
4.4.
De rechtbank komt naar aanleiding van het vorenstaande tot de conclusie dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk.
5.1.
Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 18 augustus 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
6.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
7.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
8.Zie artikel 6.8 van de Awb.
9.College van Beroep voor het bedrijfsleven, 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.