In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 14 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Sloeweg te Vlissingen op 22 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De boete is terecht opgelegd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en de inleidende beschikking gewijzigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die is berekend op € 1.230,50.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de officier van justitie het te veel betaalde bedrag van € 35,75 aan de betrokkene moet terugbetalen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.