7.2De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig is geweest, omdat hij niet fysiek is onderzocht op een spreekuur. Zij stelt daarbij voorop dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1040) volgt dat het feit dat geen lichamelijk onderzoek is verricht, nog niet betekent dat het medisch onderzoek van het UWV onvoldoende zorgvuldig was. Het UWV heeft in zijn verweerschrift op steekhoudende wijze uiteengezet dat eiser op 10 mei 2023 wel fysiek op een spreekuur is gezien door de primaire verzekeringsarts, en dat deze arts heeft gesteld dat lichamelijk onderzoek geen meerwaarde had gezien de aanwezige informatie van de behandelend sector. Eiser is verder wel lichamelijk onderzocht op 7 september 2022 bij het spreekuur dat voorafging aan de toekenning van eisers WIA-uitkering, terwijl zijn fysieke klachten blijkens de stukken vervolgens onveranderd zijn gebleven. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat de verzekeringsartsen van het UWV ten onrechte hebben afgezien van lichamelijk onderzoek Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
8. Eiser stelt dat er vanwege fysieke klachten meer beperkingen in de FML dienen te worden opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de verzekeringsarts b&b geen juist beeld had van de fysieke beperkingen. In de FML van 10 mei 2023 zijn onder meer beperkingen gesteld in de rubrieken Dynamische Handelingen en Statische houdingen. De rechtbank ziet geen reden om te concluderen dat de beperkingen daarin niet voldoende zijn vertaald. Eiser heeft de door hem gestelde nekklachten niet nader onderbouwd. Eiser heeft verder gewezen op de door hem in beroep overgelegde medische informatie in de vorm van een aantal radiologieberichten en een informatie-fragment van de huisarts van 18 juni 2024. De verzekeringsarts b&b heeft hierop gesteld dat de verslagen het beeld van overwegend matig ernstige degeneratieve afwijkingen aan het skelet bevestigen, maar geen wezenlijk ander beeld geven van de aard en ernst van de medische problematiek aan het bewegingsapparaat rond de peildatum. In de FML is voldoende rekening gehouden met deze problematiek door de hierin opgenomen beperkingen in statische en dynamische belastbaarheid. De rechtbank kan dit volgen.
9. Eiser stelt onder verwijzing naar het rapport van verzekeringsarts [naam 1] dat vanwege de continue verhoogde alertheid, gejaagdheid en prikkelbaarheid in de FML zou moeten worden opgenomen dat eiser is aangewezen op een rustige en prikkelarme werkomgeving. Daarnaast zou in de FML nader moeten worden toegelicht dat hij oppervlakkige en kortdurende klanten- en patiëntencontacten enkel aankan als het sporadische contacten betreft.
10. De verzekeringsarts b&b heeft in reactie hierop gesteld dat in de FML al rekening is gehouden met eisers PTSS en daarbij optredende alertheid, gejaagdheid en prikkelbaarheid doordat hij is aangewezen op werk waarbij mentale prikkels beperkt zijn. Zo is hij aangewezen op relatief eenvoudige en voorspelbare werkzaamheden zonder sterk wisselende omstandigheden, storingen, onderbrekingen, veelvuldige deadlines en een hoog handelingstempo. Hierdoor zal eiser minder snel afgeleid zijn en zich niet extra gejaagd voelen door het werk. Uit de anamnese of de medische informatie blijkt geen specifieke overgevoeligheid voor licht of geluid. Met de prikkelbaarheid is rekening gehouden door beperkingen toe te voegen in de omgang met anderen, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerken, hanteren van emoties en conflicten en in het contact met klanten of patiënten. Uit de pathologie, het dagverhaal en de presentatie bij de onderzoeken blijkt volgens de verzekeringsarts b&b niet dat geheel geen contact met anderen mogelijk is. Er is ook duidelijk in de FML aangegeven dat contacten met klanten of patiënten weinig frequent, kort en oppervlakkig moeten zijn. De rechtbank acht hiermee voldoende gemotiveerd dat op deze punten geen verdere beperkingen noodzakelijk zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week op energetische en preventieve gronden is aangewezen, vanwege de vermoeidheidsklachten die voortvloeien uit de PTSS. Daartoe is, onder verwijzing naar het rapport van [naam 1] , onder meer aangevoerd dat uit het spreekuur volgt dat eiser het nauwelijks alleen redt, hij recent geïndiceerd is voor huishoudelijke hulp en al enkele jaren hulp krijgt bij het bijhouden van financiën en administratie. Eiser slaapt slecht en staat moe op, gaat meerdere dagen per week overdag terug naar bed en dient ook tijdens overige dagactiviteiten tussendoor veel te rusten. Volgens eerdere onderzoeksverslagen valt hij geregeld overdag in slaap. Het kost hem veel energie om de dagelijkse gang van zaken min of meer normaal te laten verlopen. Het oppakken van enkele dagdelen werk leidde binnen enkele maanden tot een toename van PTSS en energieverlies.
12. De verzekeringsarts b&b heeft hierop gereageerd door te stellen dat belanghebbende is aangewezen op zowel fysiek als mentaal relatief licht belastende werkzaamheden, waarbij ook de energetische belasting van de arbeid relatief gering is. Bij verdere afwezigheid van een specifieke slaapwaakstoornis, of een onderliggende zéér ernstige somatische- of psychiatrische aandoening (bijvoorbeeld ernstige cardiale- of pulmonale problematiek, een maligniteit of ernstig depressief/psychotisch beeld) die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt, hoeven geen aanvullende beperkingen aan de duurbelastbaarheid te worden gesteld.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV hiermee, in het licht van het rapport van verzekeringsarts [naam 1] , onvoldoende gemotiveerd waarom voor eiser geen urenbeperking is aangenomen. De verzekeringsarts b&b is niet specifiek ingegaan op de door [naam 1] naar voren gebrachte argumenten om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank betrekt hierbij dat volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid het ziektebeeld van eiser aanleiding kan geven voor het aannemen van een urenbeperking. Naar het oordeel van de rechtbank is op dit punt dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking
14. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om nader te motiveren waarom er geen aanleiding is voor het opnemen van een urenbeperking. Mocht de FML aangepast (dienen te) worden, dan dient er tevens een herbeoordeling door een arbeidsdeskundige plaats te vinden. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
15. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.