In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een aanslag schenkbelasting opgelegd voor een schenking van de ouders van belanghebbende op 25 januari 2021, waarbij de eigenwoningvrijstelling werd geweigerd. Belanghebbende had eerder in 2017 een schenking van zijn ouders ontvangen en had daarbij een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling. De rechtbank behandelt de vraag of de eerder toegepaste vrijstelling in de weg staat aan de toepassing van de eigenwoningvrijstelling voor de schenking in 2021. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de eigenwoningvrijstelling terecht heeft geweigerd, omdat de herroeping van de schenking uit 2017 geen terugwerkende kracht heeft en de eerder toegepaste vrijstelling in stand blijft. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag schenkbelasting in stand blijft en er geen vergoeding van proceskosten of griffierecht wordt toegekend.