ECLI:NL:RBZWB:2025:4721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
24-6664
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering aan eiseres na beoordeling arbeidsongeschiktheid

Deze uitspraak betreft de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres, die het niet eens is met dit besluit. Eiseres heeft eerder gewerkt als contactlensspecialistassistente, maar is in 2019 uitgevallen door een meningeoom. Na een operatie heeft zij haar uren geleidelijk weer opgebouwd, maar meldde zich op 16 juni 2021 opnieuw ziek vanwege rugklachten en andere fysieke beperkingen. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV dit terecht heeft gedaan, omdat eiseres voor 28,88% arbeidsongeschikt is, wat onder de vereiste 35% ligt voor een WIA-uitkering. De rechtbank legt uit dat de medische beoordeling van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van het UWV zouden kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te weigeren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6664 WIA

uitspraak van 17 juli 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het UWV), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen aan eiseres. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.2
Onder 2 staan de feiten en omstandigheden die van belang zijn. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 tot en met 6 zijn de grondslag van het besluit, het wettelijk kader en het toetsingskader opgenomen. Onder 7 staat in het kort de inhoud van het medische onderzoek van het UWV beschreven. Onder 8 staat het standpunt van eiseres en onder 9 in het kort de inhoud van het aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 10. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: was het medische onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig, zijn de beperkingen juist vastgesteld (medische beoordeling) en is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld (arbeidskundige beoordeling). Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten en omstandigheden

2. Eiseres is werkzaam geweest als contactlensspecialistassistente voor 15,86 uur per week. In 2019 is zij uitgevallen wegens een meningeoom (een goedaardige tumor van de vliezen rond de hersenen en ruggenmerg). Hiervoor heeft zij toentertijd een medische ingreep gehad. Eiseres heeft vervolgens haar uren geleidelijk weer opgebouwd, maar op 16 juni 2021 heeft zij zich opnieuw ziek gemeld, vanwege fysieke beperkingen (rugklachten en gevoelsstoornissen in de onderbenen) en energetische beperkingen.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 12 oktober 2023 (primair besluit) geweigerd per 14 juni 2023 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 5 augustus 2024 is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, onder wijziging van de motivering. Volgens het UWV kan eiseres het werk dat zij deed voordat ze ziek werd niet doen, en is zij voor 28,88% arbeidsongeschikt. Omdat dit percentage lager is dan 35% is eiseres onveranderd niet in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering.
3.1
Het UWV heeft op het beroep van eiseres gereageerd met een verweerschrift.
3.2
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en [persoon] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag bestreden besluit
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
6. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Het medisch onderzoek van het UWV
7. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
7.1
De primaire arts heeft het dossier bestudeerd en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 30 september 2021 van de arbodienst opgevraagd, samen met een medische onderbouwing van de bedrijfsarts.
7.2
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische informatie bij het onderzoek betrokken. Het gaat daarbij om brieven van de neurochirurg, brieven van uitslagen en onderzoeksresultaten uit haar medisch dossier, en de brief van de arbeidsdeskundige van Inverzo. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres ook psychisch en lichamelijk onderzocht tijdens een spreekuur op 12 juli 2024. Eiseres is geopereerd aan een goedaardige tumor van de vliezen rond de hersenen en het ruggenmerg. De tumor is in zijn geheel verwijderd, maar daarbij zijn ook drie wervelbogen van de tiende tot en met de twaalfde borstwervel verwijderd. Anders dan de primaire arts acht de verzekeringsarts b&b dit wel voldoende reden voor de aanhoudende rugklachten. Het verwijderen van drie wervelbogen heeft groot effect op de stabiliteit van de rug.
Het gemis van de wervelbogen moet volledig worden opgevangen door de spieren van de rug en de buik, wat tot uitputting van de spieren leidt. Daarnaast overweegt de verzekeringsarts b&b dat sprake is geweest van langdurige druk op het ruggenmerg, omdat eiseres pas na tien maanden klachten de huisarts heeft bezocht. Volledig herstel van die druk was dan ook niet meer te verwachten na de operatie, wat de tintelingen en het trekken met het been bij vermoeidheid verklaart. Over de belastbaarheid overweegt de verzekeringsarts b&b dat de rug van eiseres stabiliteit heeft verloren bij de ingreep. Dit heeft niet direct effect op de bewegingen die gemaakt kunnen worden, maar wel op de vermoeibaarheid van de rug. Beperkingen zoals buigen, torderen, lopen, staan, zitten traplopen, klimmen, frequent knielen en hurken, tillen, dragen, duwen en trekken zijn dus op zichzelf mogelijk, maar de duur en frequentie ervan zijn beperkt. Trillingen, grove schrokken en zware lasten op de schouders of rug moeten wel worden vermeden. Wat betreft de urenbeperking geldt dat eiseres strikt gezien niet voldoet aan de criteria voor het stellen hiervan. Een energetische indicatie ontbreekt, nu er geen aandoening bekend is die zich kenmerkt door een groot tekort aan energie, te groot energieverbruik of verminderde mogelijkheden tot recuperatie. Van een preventieve indicatie is geen sprake, omdat er geen aandoening is die gepaard gaat met zelfoverschatting door eiseres of een beperkt ziektebesef. Ook de beschikbaarheid door behandeling is niet beperkt. Zowel de bewegingstherapie als de masseuse vallen niet onder de strikte criteria om aangemerkt te kunnen worden als behandeling. Daar staat tegenover dat de totale duur van zitten (ongeveer vier uur), staan en lopen (ongeveer drie uur) samen niet optelt tot een volledige werkdag. Indirect is eiseres dus wel beperkt in het aantal te werken uren per dag (zeven uur), en daarmee ook per week. Wel dient daarbij uitgegaan te worden van volledig aangepast werk. Een medische grond voor de stelling dat eiseres slechts twee dagen per week inzetbaar is voor werk heeft de verzekeringsarts b&b niet. Hij concludeert dat de primaire beoordeling moet worden gecorrigeerd. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen van eiseres opgenomen in een FML van 17 juli 2024.
Wat eiseres aanvoert tegen het medische onderzoek van het UWV
8.Eiseres voert tegen het medisch oordeel van het UWV aan dat zowel de arbo-arts als de onafhankelijke arbeidsdeskundige van Inverzo stellen dat negen uur werken bij [werkgever] (haar huidige werkgever) het maximaal haalbare is. Zij begrijpt niet waarom zij het werk dat zij deed voordat ze ziek werd niet meer zou kunnen uitoefenen, terwijl ze dit werk nog steeds negen uur per week doet dankzij de aanpassingen die de werkgever voor haar heeft aangebracht. Het UWV heeft voorbeeldfuncties opgesteld waardoor ze meer uren zou kunnen werken, maar volgens eiseres is haar huidige werk net zo belastend. Ook zou ze haar baan niet willen opzeggen voor de opgegeven functies. Eiseres stelt verder dat de primaire arts en arbeidsdeskundige haar ten onrechte niet hebben gezien of gesproken. Zij heeft enkel eenmalig telefonisch contact gehad met de arbeidsdeskundige op 10 oktober 2023, waarin haar werd medegedeeld dat haar bezwaar is afgewezen. Het eerste persoonlijke contact dat zij had, was met de verzekeringsarts b&b op 12 juli 2024. Tot slot heeft eiseres een brief van haar neuroloog van 28 maart 2024 bijgevoegd waarin wordt geconcludeerd dat sprake is van een BPPDp rechts (Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid, een goedaardige duizeligheid), en klachten die passen bij lichte restverschijnselen van het eerdere meningeoom. Eiseres heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij niet verzoekt om een schadevergoeding.
Het aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b
9. De verzekeringsarts b&b heeft in een aanvullend rapport op het beroepschrift en de overgelegde medische stukken van eiseres gereageerd. Volgens de verzekeringsarts b&b geeft de ingekomen informatie geen aanleiding om de belastbaarheid op de datum in geding van 14 juni 2023 anders in te schatten. Als nieuw gegeven komt naar voren dat sprake is van BPPDp, maar dit beeld speelde nog niet op datum in geding. De neuroloog vermeldt in zijn brief van 28 maart 2024 namelijk dat eiseres de klachten sinds zes maanden heeft, dus vanaf september 2023. Eventuele beperkingen die hieruit zouden voortkomen, waren dus nog niet aanwezig op de datum in geding.
Was het medisch onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
10. Uit het dossier volgt dat eiseres, zoals zij stelt, geen contact heeft gehad met de primaire arts. De rechtbank is niettemin van oordeel dat in bezwaar het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht. In bezwaar heeft een volledige heroverweging plaatsgevonden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat de artsen op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder de rugklachten, de sensorische klachten in haar benen en de energetische klachten. Eiseres is weliswaar niet gezien door de primaire verzekeringsarts, maar in de bezwaarfase is zij wel door een verzekeringsarts b&b gezien. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b kennisgenomen van het primaire onderzoek, de aanwezige en door eiseres overgelegde informatie van de behandelend sector en het bezwaarschrift. Gezien het voorgaande beschikte de verzekeringsarts b&b over ruim voldoende inzicht in de (medische) situatie van eiseres en zijn er geen onderzoeksactiviteiten gemist.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de verzekeringsarts b&b de belastbaarheid van eiseres per datum in geding 14 juni 2023 onjuist heeft ingeschat. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en een aantal beperkingen in de FML gesteld, in de rubrieken Fysieke omgevingseisen, Dynamische handelingen en Statische houdingen. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat die beperkingen onvoldoende zijn.
Eiseres stelt dat zij maximaal negen uur per week kan werken en verwijst daarvoor naar de rapporten van de arbo-arts van 7 februari 2023 en de onafhankelijke arbeidsdeskundige van Inverzo van 3 februari 2022 waaruit dit naar voren komt. De rechtbank stelt vast dat deze rapportages zijn opgesteld in het kader van re-integratie in eigen werk. Dat is, zo blijkt ook uit vaste rechtspraak, een ander soort beoordeling, met een ander doel, dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de wet WIA. Dat betekent dat aan die rapportages niet de waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan hecht. [1]
Volgens de verzekeringsarts b&b voldoet eiseres niet aan de criteria om een urenbeperking op te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft dit uitgebreid gemotiveerd. Er ontbreekt een energetische indicatie, er is geen sprake van een preventieve indicatie en de beschikbaarheid door behandeling is ook niet beperkt. Wel is impliciet een urenbeperking aangenomen van maximaal zeven uur per dag en daarmee 35 uur per week, omdat de totale duur van zitten, staan en lopen samen niet optelt tot een volledige werkdag. De rechtbank kan deze motivering volgen.
De verzekeringsarts b&b heeft verder terecht gesteld dat de informatie van de neuroloog van 28 maart 2024 niet ziet op de datum in geding.
De rechtbank wijst er verder op dat de enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b de door eiseres ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat zij die ervaart, niet betekent dat het medische oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Nu niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres in de FML van 17 juli 2024 zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid zoals die daarin is neergelegd.
Beoordeling van het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV
13. De arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, en anders dan de primaire AD, geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid, omdat daarin acht uur per dag moest worden gewerkt en er een beperking is aangenomen voor vier uur zitten en ongeveer drie uur staan en lopen op een werkdag. Hij heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medior Soldering Operator (Sbc-code 111180), Medewerker Input Diensten (Sbc-code 315140) en Medewerker Publieksdiensten (Sbc-code 315131). Op basis van deze functies is geconcludeerd dat eiseres per 14 juni 2023 28,88% arbeidsongeschikt is. De rechtbank benadrukt dat het hierbij om een theoretische schatting gaat. Dit betekent dat eiseres – anders dan zij veronderstelt – niet daadwerkelijk bovenstaande voorbeeldfuncties moet gaan uitvoeren. De voorbeeldfuncties liggen enkel ten grondslag aan het systeem waarmee het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend.
14. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar (impliciete) standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat, maar voor een dergelijke conclusie bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding. De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
15. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 28,88%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat het maatmanuurloon niet overeenkomt met het uurloon op haar loonstrook. Zij heeft echter niet nader kunnen onderbouwen waarom het maatmanuurloon onjuist zou zijn. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid daarvan. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 14 juni 2023. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier, op 17 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2092.