ECLI:NL:RBZWB:2025:4701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
02-284979-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na geslaagd beroep op detournement de pouvoir en bewijsuitsluiting in strafzaak

Op 2 juni 2025 vond de openbare terechtzitting plaats in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman mr. D.A. Souisa. De verdachte was aangeklaagd voor het bezit van drugs, wapens en munitie. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij de garagebox huurde en dat de aangetroffen nepwapens en drugs niet voor criminele doeleinden waren bedoeld. De officier van justitie voerde aan dat de politie correct had gehandeld, maar de raadsman betwistte de rechtmatigheid van de doorzoeking van de garagebox. De politierechter oordeelde dat de controle door de gemeente, die op verzoek van de politie was uitgevoerd, als een vorm van opsporing moest worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van detournement de pouvoir, omdat de bevoegdheden van de gemeente niet voor opsporing mochten worden gebruikt. De rechter besloot dat het bewijs, verkregen uit de onrechtmatige doorzoeking, uitgesloten moest worden. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen, wat resulteerde in een vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. De politierechter gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, met uitzondering van het wapen, dat aan het verkeer werd onttrokken.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-284979-24
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter op 02 juni 2025
Tegenwoordig als:
politierechter mr. D.L.J. Martens,
griffier C.A. Lequin,
officier van justitie J. van Groningen.
De zaak tegen hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
Verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van verdachte is aanwezig mr. D.A. Souisa, advocaat in Breda.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
Verdachteverklaart:
De garagebox huur ik van iemand. Ik heb totaal geen bedoelingen met de nepwapens en de ploertendoder heb ik al sinds mijn jeugd. De munitie komt vanuit een ontruiming. Ik heb huizen ontruimd en in een van deze woningen stond dat doosje op de vensterbank. Ik moet bij een ontruiming de huizen leeg opleveren dus ik heb ze meegenomen. Daarna kon ik ze moeilijk met het vuilnis weggooien. Wat als bijvoorbeeld kinderen het vinden? De hennep is van mijzelf, om te roken voor eigen gebruik. Ik had destijds geen huis meer, dus de garagebox was het enige wat ik had. Mijn relatie was over en ik zag mijn kind weinig. Er stonden zoveel spullen in de garagebox, het was op een gegeven moment volledig opgestapeld. De pillen zijn van mijn vriendengroep, we hebben niet zoveel geld dus het is voordeliger om groter in te kopen.
Op de vraag van
de officier van justitiewaarom hij drugs inkoopt voor een feestje verklaart
verdachte:
We geven feesten in het weekend bij iemand thuis om ons hoofd leeg te maken. Ik doe dit niet meer regelmatig vanwege mijn kind. Mijn omgeving weet van mijn gebruik. Het beïnvloedt mijn leven niet en ik wil het voor mijn kind ook aan de kant leggen. Ik wil mij graag op mijn kind focussen.
De
politierechtermerkt op dat in het dossier de ten laste gelegde 60 2C-B pillen niet terugkomen.
De
officier van justitiemeldt deze ook niet hebben aangetroffen in het dossier en zal hier partieel vrijspraak voor vragen.
De
raadsmanvoert aan het dossier opvallend te vinden gelet op de wijze waarop de drugs en wapens zijn aangetroffen in de garagebox. Het is de vraag of het, mede via de bestuurlijke route, op deze manier is toegestaan en zal hier bij pleidooi op ingaan.
Verdachteverklaart verder:
Ik wil graag de sieraden terug. Van de Colt doe ik afstand. Ik ontvang een Wajong uitkering en heb overal regelingen getroffen zodat alles netjes wordt afbetaald. Het is moeilijk rondkomen, maar ik kan bij vrienden en familie eten. Ik ben via het UWV bezig om te gaan werken. Eerder heb ik uitstel gekregen vanwege de situatie met mijn ex en mijn woonsituatie. In mijn hoofd werkt het soms niet helemaal hoe het bij een normaal mens werkt, ook vanwege mijn ADHD. De laatste periode heb ik goed contact met mijn zoon en beter contact met mijn ex. Mijn ouders zie ik vaak en zijn steunend. Ik heb een gesprek gehad met de reclassering, maar het is mij niet helemaal duidelijk wat het precies inhoudt. Ik denk alleen dat ik weinig keus heb en als het moet zal ik meewerken. Ik heb het dan alleen over de financiële onderdelen. Voor het overige neem ik de hulp vanuit hen met beide handen aan.
De officier van justitiehoudt zijn requisitoir en voert aan:
Aan verdachte zijn vier feiten ten laste gelegd. De vraag is of de manier waarop de politie te werk is gegaan op een juiste wijze is verlopen. Ook de politie moet zich houden aan de regels en er moet sprake zijn van een verdenking van een strafbaar feit voordat zij ergens binnen mogen treden. Het bestuursrecht mag in een dergelijk geval niet worden misbruikt om alsnog binnen te treden, als er onvoldoende is voor een verdenking. In dit geval heeft de politie het goed gedaan. De verbalisanten zien iets opvallends, namelijk een persoon die in hun richting kijkt en er dan snel vandoor gaat. Er is geen verdenking van een strafbaar feit en ze bellen dan met de gemeente. Via de gemeente gaat de garagebox open en komt alles bovenwater. Hierna is het strafrecht weer van toepassing en wordt alles gedocumenteerd. Er is geen sprake van onjuist handelen en daarbij: wat zou het nadeel zijn voor verdachte? Er hoeven geen gevolgen aan te worden verbonden. Alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De aangetroffen goederen zijn beschreven, de drugs zijn getest en de wapens onderzocht. Ten aanzien van de hennep heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De 60 2C-B pillen kunnen niet worden bewezen. Dit zijn strafbare feiten en verdachte is hier ook strafbaar voor. De gehele garagebox puilt uit van verdovende middelen en er zijn ook aanwijzingen voor de productie van drugs. Er is met vuur gespeeld en verdachte gebruikt drugs voor zijn plezier. Dat is niet normaal en bovendien verboden. Je kunt er harstikke ziek van worden en het is verslavend. Het gebruik van drugs zorgt voor criminele contacten en er bestaan grote risico’s met betrekking tot geweld, wapens, witwassen en milieudelicten. Daar moet je niks mee te maken willen hebben. Een nepwapen klinkt als een leuk speelgoed, maar dit ziet er wel echt uit en een ander weet niet dat het wapen nep is. Je mag dit simpelweg niet voorhanden hebben en kogelpatronen moet je niet in huis houden. Het is goed dat verdachte aanwezig is en zijn verantwoordelijkheid neemt. Verdachte is in het verleden veel te vaak in aanraking geweest met politie en justitie. Zijn strafblad is 9 pagina’s lang. Dat past niet bij een goed leven willen leiden. Verdachte heeft een belangrijk doel in zijn leven, namelijk zijn zoon. Hij wil een goed voorbeeld zijn en het is van belang om er te zijn. Ik ga geen gevangenisstraf eisen, omdat ik verdachte een kans wil bieden om zijn goede wil om te zetten in daden. Hierbij moet de reclassering verdachte ondersteunen. Gelet op de feiten vind ik een hoge taakstraf passend. Ik verzoek aan verdachte op te leggen een taakstraf van 160 uren met aftrek van voorarrest waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de oplegging van de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Het wapen dient te worden onttrokken aan het verkeer en de sieraden mogen retour naar verdachte.
De officier van justitielegt de vordering over.
De raadsmanhoudt zijn pleidooi en voert aan:
Ik vind dat de politie en de gemeente wel hun boekje te buiten zijn gegaan, omdat er controlebevoegdheden zijn ingezet om de strafrechtelijke waarborgen te omzeilen. De verbalisanten zien cliënt bij de garageboxen, cliënt zou hen gezien hebben en zijn weggereden. De politie vond dit verdacht en zij hebben de gemeente gebeld met het verzoek tot een bestuurlijke controle. Vervolgens voert de gemeente daadwerkelijk een dergelijke controle uit en worden de verboden goederen aangetroffen. De politie vond dit een verdachte situatie, maar er was onvoldoende aanleiding voor hen om in de garagebox te kunnen kijken. De gemeente mag op grond van de wet wel controleren, maar dit mag niet op deze wijze. Ook de Hoge Raad, zie ECLI:NL:HR:2018:487, heeft hier een uitspraak over gedaan. Uit deze uitspraak blijkt dat de controlebevoegdheden vanuit de gemeente niet mogen worden ingezet voor opsporing. De hoofdstukken 2-8 en 10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn namelijk niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Indien er misbruik wordt gemaakt van deze bevoegdheden is er sprake van detournement de pouvoir. De politie heeft aan en via de gemeente verzocht om te controleren waardoor er op ondeugdelijke wijze verboden goederen zijn aangetroffen en hierdoor is er sprake van een vormverzuim. Het belang van het geschonden voorschrift ziet op het vertrouwensbeginsel. Er gelden strengen eisen aan het strafrecht en het is niet de bedoeling om deze (doelbewust) te omzeilen via andere controlebevoegdheden vanuit het bestuursrecht. Het vertrouwen in de politie wordt hiermee aangetast. Bovendien is cliënt geschonden in zijn persoonlijke levenssfeer. De garagebox was alles wat hij nog had, het was voor hem feitelijk zijn woning. Bovendien is hij onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd, omdat hij drie dagen op het politiebureau vast heeft gezeten. Gelet op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, moet het bewijs worden uitgesloten. Cliënt dient dan ook te worden vrijgesproken. Indien u aan dit verweer voorbij gaat, begrijp ik dat u tot een bewezenverklaring komt van de feiten met uitzondering van de 2C-B pillen. Cliënt heeft een goede proceshouding, zowel bij de politie als vandaag ter zitting. Hij begrijpt dat het niet goed is en wil dit niet meer voor de toekomst. Hij wil de hulp van de reclassering, met uitzondering van de schuldhulpverlening, graag aanvaarden en ik verzoek u het dan te doen zoals geëist. Ten aanzien van het beslag verzoek ik de horloges aan cliënt terug te geven.
Aan
de officier van justitieis gelegenheid geboden om repliek te voeren. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Verdachtekrijgt het laatste woord. Hij verklaart:
De helm van mijn zoon lag in de garagebox. Deze heb ik uit de box gehaald en toen ik naar buiten liep zag ik de agenten. Ik keek terug en daarna ben ik naar mijn kind gegaan. Is dat dan een verdachte situatie? Ik ging alleen maar een helm halen. Verder is alles gezegd.
De politierechtersluit het onderzoek en doet meteen mondeling uitspraak.
Aantekening van het mondeling vonnis van 02 juni 2025

1.De tenlastelegging

1
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of ongeveer 43 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 28 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde 2C-B en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij, op of omstreeks 3 september 2024 te Breda, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een geweer, te weten een veerdrukwapen (Shotgun, kaliber 6mm BB), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, te weten een gasdrukwapen (Cybergun, model Colt 1911 Government 6 mm Blowback), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Breda munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 35, althans een of meerdere, kogelpatronen, van het merk Mexx tech, kaliber 9 x 19mm, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
4
hij op of omstreeks 3 september 2024 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )

2.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De politierechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.De beoordeling van het bewijs

De politierechter stelt vast dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 29 april 2024 omstreeks 14.00 uur een scooterrijder een pleintje met garageboxen op hebben zien rijden. Deze scooterrijder stopte bij de garageboxen, bleef naar de verbalisanten kijken en reed daarna weer weg. Omdat de verbalisanten dit een verdachte situatie vonden en verbalisant [verbalisant 1] nauw contact had met de afdeling ondermijning van de gemeente Breda, hebben verbalisanten het adres van de garageboxen doorgegeven aan de Gemeente Breda met het verzoek om aldaar een bestuurlijke controle uit te voeren. Op 3 september 2024 wordt vervolgens door de gemeente ook daadwerkelijk een controle van de garageboxen uitgevoerd en worden er verboden goederen aangetroffen in de garagebox, die door verdachte gehuurd werd.
Een toezichthouder van de gemeente kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) elke plaats, met uitzondering van een woning, zonder toestemming van de bewoner betreden. Deze bevoegdheid mag echter niet worden ingezet in het kader van opsporing en vervolging van strafbare feiten. De eerste vraag die de politierechter moet beantwoorden is of in onderhavig geval de bevoegdheidsuitoefening door de toezichthouder kan worden aangemerkt als opsporing in de zin van artikel 132a Wetboek van Strafvordering (Sv). De politierechter is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt. De verbalisanten treffen een (volgens hen) verdachte situatie aan, maar achten dit onvoldoende voor een verdenking in strafvorderlijke zin. Er bestond op dat moment geen bevoegdheid om de garagebox te doorzoeken. Hierna leggen zij niet alleen direct contact met de afdeling ondermijning van de gemeente, maar wordt de gemeente bovendien expliciet verzocht om op het adres van de garageboxen een bestuurlijke controle uit te voeren. Via de controlebevoegdheden van de toezichthouder op grond van de Awb worden de garageboxen dan alsnog gecontroleerd. Deze bevoegdheidsuitoefening door de gemeentelijke toezichthouder dient naar het oordeel van de politierechter onder deze omstandigheden te worden aangemerkt als (verkapte) opsporing. De Awb biedt daarvoor geen grondslag.
Dit levert een fout op in het voorbereidend onderzoek. Verdachte is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt. Zijn garagebox is immers onrechtmatig geopend en zijn spullen zijn doorzocht. Deze fout kan niet meer hersteld worden. Het gaat hier om een belangrijk strafvorderlijk voorschrift dat met de misbruik van bevoegdheid ook in belangrijke mate is geschonden. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel van verdachte is bewijsuitsluiting nodig om schending van het recht op een eerlijk proces te voorkomen. Daarbij weegt de politierechter mee dat de garagebox op dat moment alles was wat verdachte had, bij gebrek aan een woning. Dit levert dan ook een meer dan beperkte inbreuk op de privacy op.
De bevindingen, die het resultaat zijn van de onrechtmatige doorzoeking van de garagebox, worden uitgesloten van het bewijs. Voor het overige bevindt zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

4.Het beslag

Het inbeslaggenomen wapen wordt onttrokken aan het verkeer, nu dit wapen vatbaar is voor onttrekking en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen wordt een last gegeven tot teruggave aan verdachte en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van de beslagbeslissing.

6.De beslissing

De politierechter:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken het/ volgende voorwerp: 1 STK wapen;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. STK Horloge;
1. STK Armband;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
6 STK Horloge;
1. STK Horlogeband;
1. STK Horloge;
1. STK Horloge;
1. STK Sieradendoos;
1. STK Sieraad.
Dit proces-verbaal is vastgesteld door de politierechter en de griffier en ondertekend door de politierechter.
De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.