ECLI:NL:RBZWB:2025:4581

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
02-074842-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen tegen politieambtenaren en goederen na voetbalwedstrijd NAC - NEC

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 mei 2021 in Breda openlijk geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en goederen na de voetbalwedstrijd NAC tegen NEC. De verdachte, die verstek heeft laten verlenen, werd beschuldigd van het deelnemen aan een gewelddadige groep die zich richtte tegen de politie en de openbare orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de rellen, waaronder het gooien van een brandende fakkel naar een politiebus en het aanvallen van politieagenten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een continu proces van geweld, waarbij de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de escalatie van de situatie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 220 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die door de rellen is veroorzaakt, met inbegrip van immateriële schade aan de betrokken politieambtenaren en materiële schade aan de gemeente en NAC Breda.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-074842-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juli 2025. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. E. van Aalst, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Breda op 23 mei 2021 (na de voetbalwedstrijd NAC - NEC) op de openbare weg samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het beoordelingskader voor openlijke geweldpleging
De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking geldt ook indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zoals in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het geval is met "in vereniging". Er zal dus moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging, gelet op de aard van het delict, zich in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is ook toepasselijk op openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan, samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige - dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. (Zie ECLI:NL:HR:2016:1320)
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter moet beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. (Zie ECLI:NL:HR:2017:1093)
De vaststaande feiten
Op basis van de bewijsmiddelen (met name de bewijsmiddelen uit het algemene deel van het dossier) en de geldende jurisprudentie stelt de rechtbank vast dat op 23 mei 2021 in de directe omgeving van het NAC-stadion in Breda door een grote groep personen in vereniging openlijk geweld is gepleegd tegen goederen en tegen politieambtenaren. Daarbij hebben de geweldshandelingen, zoals die zijn ten laste gelegd achter de negen gedachtestreepjes, zich allemaal voorgedaan.
Vast staat dat het geweld begon toen NEC één minuut voor het einde van de wedstrijd het winnende doelpunt scoorde, waardoor NAC niet naar de eredivisie promoveerde. Toen sloeg de stemming om en werd buiten het stadion, waar ongeveer 700 mensen zich verzameld hadden, vuurwerk over de toegangspoort bij ingang 4 gegooid. Daarna liep een groep mensen, waarvan een groot deel inmiddels zijn gezicht had bedekt, naar ingang 5, waar rolluiken werden vernield en men het stadion probeerde in te komen. De politie probeerde dat te voorkomen door een politiebus naar ingang 5 te rijden en de bus voor de ingang te zetten. Die bus, waarin zich politiemensen bevonden, werd bestormd en er werden allerlei voorwerpen naar die bus gegooid, onder andere een fiets, dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. ME’ers, die probeerden de in de bus aanwezige agenten te ontzetten, werden bekogeld met flessen drank en vuurwerk. Tussen de motorkap en het rooster bevestigd op de voorruit van de politiebus werd een brandende fakkel gestoken. Daarna verplaatste de groep zich naar parkeerplaats P5. Daar werd een andere bus van de ME met daarbuiten ME’ers aangevallen, waarbij opnieuw voorwerpen als fietsen, dranghekken en flessen naar deze ME’ers werden gegooid. Nadat de ME parkeerplaats P5 had ‘schoongeveegd’, bleef een groep mensen op de Lunetstraat meermalen de confrontatie met de ME aangaan. Daarbij werden stoeptegels en straatstenen uit het wegdek losgetrokken en naar ME’ers gegooid. Ook werden op een kruispunt vernielingen gepleegd aan onder meer de verkeerslichten en werden ME-voertuigen met stenen bekogeld. Verderop op de Lunetstraat waren medewerkers van de brandweer bezig met de reanimatie van een man die onwel was geworden. Zelfs daar werd door relschoppers geweld gebruikt tegen de aanwezige politiemensen, die stoeptegels naar het hoofd geslingerd kregen en werden geslagen en geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat er vanaf het eerste geweld bij ingang 4 tot aan de reanimatie op de Lunetstraat sprake was van een continu proces van geweld, hoofdzakelijk gericht tegen de politie en politievoertuigen. Dat geweld verplaatste zich van de beginlocatie bij ingang 4 via ingang 5 naar parkeerplaats P5 en tot slot naar verschillende locaties op en aan de Lunetstraat. Dit alles vond plaats op een geringe afstand van elkaar en in een beperkte tijd en kan dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen.
Na het laatste doelpunt ontstond een groepsdynamiek waarbij een groot aantal individuele personen binnen de groep op elkaar reageerden door mee te doen aan de gewelddadigheden. Er ontstond een sfeer van ontremming, waaraan iedereen binnen die groep op enige manier een bijdrage leverde. Het gewelddadige gedrag van de een bevorderde dat de ander mee ging doen of bleef doen met het plegen van geweld, waardoor het geweld escaleerde en bleef voortduren.
Verdachte had, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen afkomstig uit zijn persoonsdossier en uit zijn bekennende verklaring, een actieve bijdrage aan het gepleegde geweld. Sterker nog hij heeft een initiërende rol gehad bij de rellen en hij is diegene geweest die een brandende fakkel heeft gegooid naar de politiebus waar agenten in zaten. Verdachte is ook diegene geweest die op de politiebus geklommen is en tegen de voorruit heeft getrapt. Daarnaast heeft verdachte ook een dranghek gegooid richting de politieagenten. De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn handelen bijdroeg aan de beschreven groepsdynamiek en sfeer van ontremming die hebben geleid tot het escaleren en voortduren van het geweld. Het kan hem niet ontgaan zijn dat anderen geweld tegen goederen en tegen politiemensen pleegden en hij heeft in grote mate bijgedragen aan dat geweld. Hieruit volgt dat het opzet van verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom kan ook het geweld dat door anderen werd gepleegd voorafgaand aan het door hem gepleegde geweld én het geweld dat daarna volgde, verdachte worden aangerekend en worden bewezenverklaard.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit, gelet op bovenstaande bewijsoverwegingen, voor alle bewezenverklaarde geweldshandelingen, dus ook voor geweldshandelingen die door anderen zijn gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 mei 2021 te Breda, openlijk, op of aan de openbare weg, de Lunetstraat en de Rat
Verleghstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,
welk geweld bestond uit het:
- meermalen maken van (opruiende) armgebaren en
- opsteken van de middelvingers in de richting van politieambtenaren en
- meermalen aanvallen/belagen van politieambtenaren (die in linie stonden) en
- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen het lichaam van politieambtenaren en
- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen tegen/op/in de richting van politievoertuigen en straatmeubilair en (een) verkeerslicht(en) en scooters en
- meermalen lostrekken van stoeptegels/straatstenen en kapot gooien van stoeptegels/ straatstenen en
- meermalen (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of gooien met (zwaar) vuurwerk en met dranghekken tegen en/of in de richting van rolluiken en hekwerken en
het stadion en
- het plaatsen van een brandende fakkel tussen de motorkap en het raamrooster van
een politievoertuig en
- meermalen (met kracht), gooien met stenen en (delen van) stoeptegels en/of straatstenen en/of stalen dranghekken en een verkeersbord en fietsen en flessen en blikken en bierkratten en (zwaar) vuurwerk en brandende fakkels naar en/of tegen politieambtenaren en politievoertuigen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 220 uur.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Op 23 mei 2021 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Wat een mooie dag had moeten worden voor de fans van NAC Breda, eindigde met een grote teleurstelling. Want NAC verloor de wedstrijd om promotie naar de eredivisie. Maar voor politiemensen, die op 23 mei 2021 gewoon hun werk deden, eindigde die dag in een regelrechte nachtmerrie, omdat er na de wedstrijd in de directe omgeving van het stadion ernstige rellen losbarstten. Een grote groep relschoppers richtte vernielingen aan en keerde zich tegen de aanwezige politie.
Daarbij is flinke schade toegebracht aan het stadion, aan het wegdek en straatmeubilair en aan meerdere politievoertuigen. NAC, de gemeente Breda en de Politie hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend voor een totaalbedrag van bijna € 60.000,-.
Nog kwalijker was het geweld dat de politiemensen te verduren kregen.
Een politiebus werd bestormd door een groep relschoppers en bekogeld met onder meer dranghekken, bierkratjes, flessen drank en vuurwerk. Toen er een brandende fakkel tussen de motorkap en het traliewerk werd gestoken, waren de agenten in de bus bang dat ze levend zouden verbranden. Zij zaten als ratten in de val, want uit de bus gaan was ook geen optie, omdat daar een uitzinnige menigte stond “met maar één doel: ons letsel toebrengen”, zoals één van de inzittenden het beschrijft.
ME’ers op parkeerplaats P5 werden bekogeld met flessen drank, fietsen, dranghekken en zwaar vuurwerk. Verschillende ME’ers beschrijven P5 als een oorlogsgebied.
Een groep relschoppers bleef vervolgens op de Lunetstraat meermalen de confrontatie met de ME aangaan. Daarbij werden stoeptegels en straatstenen uit het wegdek losgetrokken en naar ME’ers gegooid. Ook werden op een kruispunt vernielingen gepleegd aan onder meer de verkeerslichten en werden ME-voertuigen met stenen bekogeld. Verderop op de Lunetstraat waren medewerkers van de brandweer bezig met de reanimatie van een man die onwel was geworden. Zelfs daar werd door relschoppers geweld gebruikt tegen de aanwezige politiemensen die probeerden om de reanimatie veilig te laten plaatsvinden. Zij kregen stukken steen naar het hoofd geslingerd en werden geslagen en geschopt.
Dit extreme geweld heeft een enorme impact gehad op de aanwezige politiemensen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat maar liefst 24 van hen een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend. Uit de toelichting bij hun vorderingen komt heel indringend naar voren wat dit geweld met hen gedaan heeft. Velen beschrijven dat dit het ergste geweld was dat ze in hun loopbaan hebben meegemaakt. Sommigen hebben zelfs gevreesd voor hun leven. Veel agenten hadden lichamelijk letsel en sommigen hebben er zelfs blijvend letsel aan overgehouden, zoals tinnitus (oorsuizen). Vrijwel allemaal hebben ze ook last (gehad) van angstgevoelens, slapeloze nachten, herbelevingen etc. Sommigen hebben psychische hulpverlening nodig gehad. Een van de politieruiters is gestopt met haar werk bij de bereden politie, omdat ze zoiets nooit meer wil meemaken.
De rechtbank benadrukt dat de aanwezige politiemensen bezig waren met het uitvoeren van de hun opgedragen werkzaamheden. Zij bewaakten de openbare orde en probeerden de schade door de relschoppers aan andere mensen en goederen zoveel mogelijk te beperken.
Daarnaast is er in de Bredase samenleving geschokt en met grote afkeuring gereageerd op deze rellen. Dat geldt ook voor de grote groep echte NAC-supporters, die dit een ernstige smet op het blazoen van hun geliefde club vinden.
Een vraag die bij velen, maar ook bij de rechtbank, is blijven hangen is: Waarom? Verdachte is niet op de zitting verschenen om daar een antwoord op te geven. Het lijkt er sterk op dat de rellen niet zozeer te maken hadden met het verlies van NAC, maar dat de meeste relschoppers, velen na het nodige gebruik van alcohol en/of drugs, uit waren op het fysiek afreageren van frustraties. Er ontstond een groepsdynamiek, die leidde tot een steeds verder escalerende sfeer van ontremming, waarbij vooral de politie het moest ontgelden.
Verdachte heeft actief aan de rellen meegedaan en zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen én personen
Uitgangspunten straftoemeting
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank een aantal uitgangspunten gehanteerd. De rechtbank heeft vooral gekeken naar de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals die tot uitdrukking komen in de zogeheten oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin is voor meerderjarigen bij openlijk geweld met letsel tot gevolg als uitgangspunt 150 uur taakstraf vermeld. In dit geval is sprake van strafverhogende omstandigheden. De rechtbank heeft daarom, gezien de ernst van de rellen en met name het geweld tegen politiemensen, als uitgangspunt genomen een taakstraf van 200 uur voor meerderjarigen. Als een verdachte eerder heeft meegedaan aan dergelijk openlijk geweld is naar het oordeel van de rechtbank een taakstraf niet passend meer en geldt een gevangenisstraf als uitgangspunt. Dit kan ook aan de orde zijn als een verdachte een initiërende rol heeft gehad bij het geheel.
Bij de individuele straftoemeting, op basis van deze uitgangspunten, is met name gekeken naar de rol van verdachte bij de rellen en natuurlijk ook naar zijn eventuele strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden.
Rol van verdachte
Verdachte heeft bij de voetbalrellen na de wedstrijd NAC-NEC op 23 mei 2021 geweld gepleegd tegen goederen en personen. Hij heeft daarbij een initiërende rol gehad. Hij heeft meermalen met verschillende voorwerpen, waaronder zelfs een brandende fakkel, in de richting van de bus van de ME gegooid. Daarnaast heeft hij ook tegen de bus geslagen en getrapt. Hij is op de bus geklommen en heeft geprobeerd de voorruit in te trappen. Ook heeft verdachte geprobeerd de spiegel van de bus af te trekken. Tot slot heeft hij ook dranghekken richting de politieagenten gegooid. Hij heeft geweld gepleegd tegen goederen en tegen personen.
Persoonlijke omstandigheden
Nadat verdachte door de Belgische politie is geconfronteerd met de beelden heeft hij zijn aandeel in het openlijk geweld bekend en heeft hij spijt betuigd.
Verdachte heeft in Nederland een blanco strafblad. De rechtbank beschikt niet over zijn justitiële documentatie uit België . Wel volgt uit het dossier dat bij de Belgische politie bekend is dat verdachte meermalen betrokken is geweest bij voetbalgerelateerde incidenten en dat hij in België een stadionverbod heeft tot 2037. Ondanks dat er formeel gezien geen sprake is van recidive, trekt de rechtbank geen positieve conclusies aangaande het recidivegevaar gelet op de zorgelijke signalen uit het dossier. Verdachte was door de incidenten en het stadionverbod in België een gewaarschuwd mens en koos er toch voor om in Nederland naar een voetbalwedstrijd te gaan en na die wedstrijd openlijk geweld tegen personen en goederen te plegen.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn is overschreven, aangezien verdachte in maart 2022 door de Belgische politie is verhoord. De redelijke termijn is naar het oordeel van de rechtbank met ruim één jaar overschreden. De rechtbank zal dit verdisconteren in de straf.
Conclusie
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat zij in het geval van verdachte, gelet op zijn initiërende rol tijdens de rellen, als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf neemt. De rechtbank zal daar echter niet toe overgaan gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf van 220 uur. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar opleggen. Dit is een hogere straf dan geëist door de officier van justitie. Ondanks dat de redelijke termijn fors is overschreden, vindt de rechtbank dat gelet op de rol van verdachte, niet kan worden volstaan met slechts een taakstraf. De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, nu verdachte in België een stadionverbod heeft tot 2037 en met de voorwaardelijke straf de rechtbank verdachte probeert ervan te weerhouden in Nederland opnieuw strafbare feiten te plegen met name in of rondom voetbalstadions waar hij nog wel zou mogen komen.

7.De benadeelde partijen

7.1
Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zevenentwintig benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen, die hierna inhoudelijk zullen worden besproken.
Groepsaansprakelijkheid
De rechtbank zal per vordering beoordelen of de gevorderde schade in redelijkheid kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde handelen.
Ook als de betreffende schade niet door verdachte zelf is toegebracht, is verdachte als deelnemer aan het groepsgeweld niet van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid ontheven. In artikel 6:166, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is immers bepaald dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde gedragingen in groepsverband en tussen al deze gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Dergelijk geweld van een groep tegen politieambtenaren en goederen brengt de aanmerkelijke kans met zich dat aan die politieambtenaren en goederen letsel en schade wordt toegebracht, omdat de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er dus gemakkelijk escalatie optreedt. Die kans had verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en deelname aan de groep. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan hij gehouden worden tot vergoeding van de volledige schade veroorzaakt door de groep en is hij daarvoor in beginsel hoofdelijk aansprakelijk.
Afwijken van de hoofdelijkheid?
De rechtbank overweegt dat, naast het eerder genoemde uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid, artikel 6:166 BW in het tweede lid aangeeft hoe de onderlinge verdeling van de schade tussen verdachte en de mededaders behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van de omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is.
Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin alle veroordeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige toegewezen schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een veroordeelde vervolgens op zijn mededaders het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald. De rechtbank ziet, gelet op het in groepsverband gepleegde geweld waarin iedere dader een actief aandeel heeft gehad, geen aanleiding om een andere verdeling van de schade tussen de mededaders vast te stellen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte samen met de 26 mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Vergoeding van de veroorzaakte schade is bij uitstek een passende maatregel bij een dergelijke vorm van openlijk geweld. Om die reden én als extra waarborg voor de betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank aan verdachte - voor de toegewezen bedragen - steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel, als strafrechtelijke sanctiemaatregel, een enigszins ander karakter heeft dan de vorderingen van de benadeelde partij, die strikt civielrechtelijk moeten worden beoordeeld. De 26 andere mededaders zijn reeds eerder veroordeeld en daarbij is de schadevergoedingsmaatregel beperkt tot 1/26e deel van de toegekende vorderingen. De rechtbank zal dit overnemen in het onderhavige vonnis.
Als door verdachte niet wordt betaald, kan als dwangmiddel gijzeling worden toegepast.
Wettelijke rente
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 23 mei 2021. Dit geldt ook voor de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen.
Immateriële schade
De politieambtenaren die betrokken waren bij het openlijk geweld en een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, hebben vrijwel allemaal aangevoerd dat zij - naast eventueel fysiek letsel - nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden van het bewezenverklaarde openlijk geweld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededaders mee dat de nadelige (psychische) gevolgen daarvan voor de politieambtenaren zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Dit betekent dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. De rechtbank acht in beginsel, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld ernstig letsel, vergoeding van een bedrag van € 350,- redelijk en billijk.
Proceskostenvergoeding
Zeven vorderingen zijn namens de benadeelde partijen ingediend door een advocaat, mr. E. Benhaim, die ook heeft verzocht om proceskostenvergoeding. Anders dan door mr. Benhaim is verzocht, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken gebruikelijke ‘liquidatietarief kantonzaken’ als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. Omdat mr. Benhaim zeven vrijwel gelijkluidende vorderingen heeft ingediend en niet aanwezig is geweest op de zitting, heeft de rechtbank bij de berekening - op grond van het liquidatietarief - de verrichte werkzaamheden gewaardeerd op 1 punt. Aan de hand daarvan komt de rechtbank per vordering uit op een bedrag van € 75,- aan proceskosten en wijst het overige af. Evenals bij de hoofdvordering is iedere mededader hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij merkt de rechtbank voor alle duidelijkheid nog op dat de proceskostenvergoeding niet kan worden meegenomen in de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
De benadeelde partij nummer 1591522
De benadeelde partij, bekend als nummer 1591522, vordert een schadevergoeding van € 1.700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Anonimiteit
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het mogelijk is om anoniem een vordering als benadeelde partij in te dienen.
Als hoofdregel geldt dat de identiteit van de benadeelde partij bekend moet zijn op straffe van niet-ontvankelijkheid. Sinds 1 oktober 2012 bestaat de mogelijkheid om aangifte onder nummer te doen. Deze mogelijkheid is bedoeld voor het slachtoffer die zijn anonimiteit wenst te bewaren. Gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de functie van aangever, te weten groepscommandant van de ME, is het voor de rechtbank begrijpelijk en invoelbaar dat aangever ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Wanneer een slachtoffer dat aangifte heeft gedaan onder nummer een vordering tot schadevergoeding wenst in te dienen, is het voor de rechtbank van belang dat zij kan vaststellen door wie de vordering is ingediend en of deze persoon daartoe bevoegd is. Gelet op de uniekheid van het nummer waaronder aangifte is gedaan en de individualiseerbare functie van aangever, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam valt vast te stellen door wie de vordering is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangever zijn begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer hij de door hem geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging door de anonimiteit op geen enkele wijze wordt geschaad in haar verdedigingsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de vordering door iemand anders is ingediend dan aangever 1591522, gelet op de door hem ondertekende vordering. Daar komt bij dat betrokkene bij zijn vordering een aantal casemanagers van de politie heeft gemachtigd om hem te vertegenwoordigen, die vanuit hun functie over de persoonsgegevens van aangever beschikken.
Concluderend ziet de rechtbank in de - betrekkelijke - anonimiteit van aangever 1591522 geen reden om hem als benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval is sprake van blijvende gehoorschade. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.3
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 390,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.4
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 778,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval heeft de benadeelde partij een stalen dranghek tegen zijn rug/nek/schouder aan gekregen en is er op twee meter afstand van hem een mortiergranaat ontploft. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.5
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.6
De benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval heeft de benadeelde partij een trap tegen zijn borst gekregen, waardoor hij een gekneusd borstbeen en een gekneusde rib heeft opgelopen, waardoor hij lange tijd veel pijn en overlast heeft ondervonden. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.7
De benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 490,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.8
De benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.9
De benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.1
De benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.11
De benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] vordert een schadevergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.12
De benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij door de relschoppers ingesloten, bekogeld met vuurwerk, stenen en glas en uitgescholden en heeft zij als gevolg hiervan EMDR-therapie moeten volgen. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.13
De benadeelde partij [benadeelde 11]
De benadeelde partij [benadeelde 11] vordert een schadevergoeding van € 965,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval zijn er dranghekken tegen de benadeelde partij aangegooid en is hij geschopt en geslagen, ook toen hij op de grond lag. Als gevolg hiervan heeft hij langere tijd gekampt met psychische klachten. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.14
De benadeelde partij nummer 1595726
De benadeelde partij, bekend als nummer 1595726, vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Anonimiteit
De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 7.1.2 is overwogen met betrekking tot het anoniem indienen van een vordering tot schadevergoeding. Gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de functie van aangever, te weten groepscommandant van de aanhoudingseenheid, is het voor de rechtbank begrijpelijk en invoelbaar dat aangever ervoor heeft gekozen anoniem aangifte te doen. Gelet op de uniekheid van het nummer waaronder aangifte is gedaan en de individualiseerbare functie van aangever, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam valt vast te stellen door wie de vordering is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom aangever zijn begrijpelijk gekozen anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer hij de door hem of haar geleden schade door verdachte vergoed wenst te zien, temeer nu de verdediging door de anonimiteit op geen enkele wijze wordt geschaad in haar verdedigingsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geen enkele reden om aan te nemen dat de vordering door iemand anders is ingediend dan aangever 1595726, gelet op de door hem/haar ondertekende vordering. Daar komt bij dat betrokkene bij zijn/haar vordering een aantal casemanagers van de politie heeft gemachtigd om hem/haar te vertegenwoordigen, die vanuit hun functie over de persoonsgegevens van aangever beschikken.
Concluderend ziet de rechtbank in de – betrekkelijke – anonimiteit van aangever 1595726 geen reden om hem of haar als benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. De benadeelde partij zat als commandant in de politiebus toen deze door relschoppers werd belaagd en bekogeld met vuurwerk, stenen en flessen. Ook werden er dranghekken tegen de politiebus gegooid en een brandende fakkel tussen de motorkap en het ijzeren raamwerk van de voorruit van de politiebus geplaatst. Deze situatie moet zeer beangstigend zijn geweest en heeft een flinke psychische impact gehad. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.15
De benadeelde partij [benadeelde 12]
De benadeelde partij [benadeelde 12] vordert een schadevergoeding van € 1.700,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. In dit geval zijn, zo blijkt uit de medische informatie, de bestaande klachten door gehoorschade (tinnitus) verergerd en is er sprake van hyperacucis (overgevoeligheid voor geluid). Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.16
De benadeelde partij [benadeelde 13]
De benadeelde partij [benadeelde 13] vordert een schadevergoeding van € 435,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. De benadeelde partij zat in de politiebus toen deze door relschoppers werd belaagd en bekogeld met vuurwerk, stenen en flessen. Ook werden er dranghekken tegen de politiebus gegooid en een brandende fakkel tussen de motorkap en het ijzeren raamwerk van de voorruit van de politiebus geplaatst. Bovendien is op zeer korte afstand van de benadeelde partij een vuurpijl ontploft die zijn kant op werd geschoten. Beide situaties moeten zeer beangstigend zijn geweest. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.17
De benadeelde partij [benadeelde 14]
De benadeelde partij [benadeelde 14] vordert een schadevergoeding van € 982,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij geschopt en geslagen en met stenen bekogeld toen hij - zonder beschermende kleding - op weg was naar een reanimatie. In het tumult is hij zijn collega kwijtgeraakt. Dat dit alles een grote psychische impact heeft gehad, blijkt onder meer uit het feit dat hij hulp heeft gehad van een psycholoog. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.18
De benadeelde partij [benadeelde 15]
De benadeelde partij [benadeelde 15] vordert een schadevergoeding van € 982,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 700,-. In dit geval is de benadeelde partij geschopt en geslagen en met stenen bekogeld toen zij - zonder beschermende kleding - op weg was naar een reanimatie. In het tumult is zij haar collega kwijtgeraakt. Dat dit alles een grote psychische impact heeft gehad, blijkt onder meer uit het feit dat zij EMDR-therapie moet ondergaan. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.19
De benadeelde partij [benadeelde 16] (verbalisant 1)
De benadeelde partij [benadeelde 16] vordert een schadevergoeding van € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.2
De benadeelde partij [benadeelde 17] (verbalisant 2)
De benadeelde partij [benadeelde 17] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.21
De benadeelde partij [benadeelde 18] (verbalisant 3)
De benadeelde partij [benadeelde 18] vordert een schadevergoeding van € 550,- aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.22
De benadeelde partij [benadeelde 19] (verbalisant 4)
De benadeelde partij [benadeelde 19] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.23
De benadeelde partij [benadeelde 20] (verbalisant 5)
De benadeelde partij [benadeelde 20] vordert een schadevergoeding van € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.24
De benadeelde partij [benadeelde 21] (verbalisant 6)
De benadeelde partij [benadeelde 21] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.25
De benadeelde partij [benadeelde 22] (verbalisant 7)
De benadeelde partij [benadeelde 22] vordert een schadevergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een vergoeding voor de proceskosten van € 478,-.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 350,-. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.26
De benadeelde partij NAC Breda B.V.
De benadeelde partij NAC Breda B.V. vordert een schadevergoeding van € 22.097,- aan materiële schade (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- brandschade aan ingangen € 11.307,-
- rolluikschade € 3.378,-
- schade aan ruit VVE NAC businessappartments € 1.330,-
- schade aan eigen drang- en afschermhekken € 500,- (exclusief BTW)
- schade aan dranghekken en omgeving gemeente € 3.060,-
- schade aan plaszuil € 1.452,-
- rookschade aan gevel, factuur Gemeente Breda € 300,-
- inzet personeel NAC € 770,- (exclusief BTW)
De rechtbank stelt vast dat NAC Breda een besloten vennootschap betreft, waardoor sprake is van ondernemerschap in de zin van de wet omzetbelasting en zij de BTW kan verrekenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat enkel de schade exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komt.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 14.701,61 (brandschade € 9.344,85, rolluikschade € 2.792,- + € 94,76, schade eigen hekken € 500,-, schade plaszuil € 1.200,- en inzet personeel NAC € 770,-). Deze schade is voor deze posten voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor de overige posten is de rechtbank van oordeel dat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Bij de schade aan de ruit is alleen een foto gevoegd en geen factuur, offerte of iets dergelijks. Hetzelfde geldt voor de rookschade. Verder is zonder nadere toelichting niet duidelijk waarom de schade aan dranghekken van de gemeente als rechtstreekse schade voor NAC moet worden aangemerkt. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.27
De benadeelde partij Gemeente Breda
De benadeelde partij Gemeente Breda vordert een schadevergoeding van € 3.749,34 aan materiële schade (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- werkzaamheden stratenmakers 8 uur € 560,-
- VRI installaties repareren/vervangen € 3.189,34
Materiële schade
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.28
De benadeelde partij Politie eenheid Zeeland-West-Brabant
De benadeelde partij Politie eenheid Zeeland-West-Brabant vordert een schadevergoeding van € 35.032,43 aan materiële schade (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde schade bestaat uit:
- beschadiging auto [kenteken 1] € 30.169,45
- beschadiging auto [kenteken 2] € 2.138,52
- beschadiging auto [kenteken 3] € 1.912,84
- beschadiging auto [kenteken 4] € 811,61
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Omdat de politie geen BTW kan verrekenen, is ook de gevorderde BTW toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 220 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
110 dagen;
Benadeelde partijen
Nummer 1591522
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
nummer 1591522van
€ 1.700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
nummer 1591522,
€ 65,38te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 5],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 6],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 7],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 8],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 9],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 10],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 11],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Nummer 1595726
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
nummer 1595726van
€ 435,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
nummer 1595726,
€ 16,73te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 12]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 12],
€ 65,38te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 435,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 13],
€ 16,73te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 14]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 14],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 15]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 700,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 15],
€ 26,92te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 16]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 16],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 17]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 17],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 18]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 18],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 19]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 19],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 20]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 20],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 21],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
[benadeelde 22]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,00, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op
€ 75,00;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 22],
€ 13,46te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
1 daggijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
NAC Breda B.V.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
NAC Breda B.V.van
€ 14.701,61, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
NAC Breda B.V.,
€ 565,45te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
11 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Gemeente Breda
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
Gemeente Bredavan
€ 3.749,34, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
Gemeente Breda,
€ 144,21te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
2 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Politie eenheid Zeeland-West-Brabant
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
Politie eenheid Zeeland-West-Brabantvan
€ 35.032,43, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
Politie eenheid Zeeland-West-Brabant,
€ 1.347,40te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
23 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verhoeven, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juli 2025.
Mr. Donders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij, op een of meer tijdstip(pen), op of omstreeks 23 mei 2021 te Breda, althans in
Nederland, openlijk, op of aan de openbare weg(en), de Lunetstraat en/of de Rat
Verleghstraat en/of de Stadionstraat en/of de Zoete Inval, in elk geval op of aan
de/een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of
goederen,
welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep) maken van (een)
(opruiende) armgeba(a)r(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal opsteken van (de) middelvinger(s) in de richting van
een of meerdere politieambten(a)r(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal aanvallen/belagen van een of meerdere
politieambten(a)r(en) (die in linie stonden) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen
en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of het lichaam van een of
meerdere politieambtena(a)r(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen
tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of straatmeubilair en/of
verkeerslicht(en) en/of een of meerdere scooter(s) en/of
- meermalen, althans eenmaal lostrekken van een of meerdere
stoeptegel(s)/straatste(e)n(en) en/of (kapot) gooien van een of meerdere
stoeptegel(s)/ straatste(e)n(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of
gooien met (zwaar) vuurwerk en/of met (een) dranghek(ken) tegen en/of in de
richting van een of meerdere rolluik(en) en/of een of meerdere hekwerk(en) en/of
(meerdere onderdelen van) het stadion (gevestigd aan de stationsstraat 3) en/of
- het plaatsen van een brandende fakkel tussen de motorkap en het raamrooster van
een politievoertuig en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht), gooien met (een) ste(e)n(en), althans
op (een) ste(e)n(en) gelijkend(e) voorwerp(en), en/of (een) (de(e)l(en) van)
stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of (een) stalen dranghek(ken) en/of (een)
reclame- en/of verkeersbord(en) en/of (een) fiets(en) en/of (een) fles(sen) en/of
(een) blik(ken) en/of (een) bierkrat(ten) en/of (zwaar) vuurwerk en/of (een)
brandende fakkel(s) althans een of meerdere voorwerp(en) naar en/of tegen,
althans in de richting van een of meerdere politieambtena(a)r(en) en/of een of
meerdere politievoertuig(en);
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)