Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen
,in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[belanghebbende] ,eiseres,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en de heer [belanghebbende], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [bewindvoerder] BV. De zaak betreft een verzoek tot aanpassing van de hoge eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CAK had op 2 maart 2023 het verzoek tot aanpassing van de eigen bijdrage afgewezen, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de hoge eigen bijdrage niet aangepast hoeft te worden. De rechtbank oordeelde dat de eigen bijdrage correct was vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van het peiljaar 2021, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De rechtbank heeft de financiële situatie van de heer [belanghebbende] in overweging genomen, maar concludeerde dat de regels in het Besluit langdurige zorg (Blz) en de Regeling langdurige zorg (Rlz) dwingendrechtelijk zijn en geen ruimte bieden voor uitzonderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage in overeenstemming met de wetgeving was berekend en dat de heer [belanghebbende] niet in aanmerking kwam voor een lagere eigen bijdrage. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.