Op 28 januari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van rechter mr. Boersma afgewezen. Verzoeker, die in persoon procedeerde, had op 9 januari 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Boersma, die belast was met de behandeling van zijn beroep in een belastingzaak. Verzoeker was het niet eens met de beslissing om zijn beroep op zitting te behandelen en voerde aan dat de rechter in een eerdere zaak al uitspraak had gedaan, wat volgens hem een reden voor partijdigheid opleverde. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de rechter eerder een zaak van verzoeker had behandeld, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen uitzonderlijke omstandigheden tot een ander oordeel kunnen leiden. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet kon worden. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.