In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het niet rechts houden op een autoweg op de Rykweg A58 te Rucphen op 10 februari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete verlaagd tot € 165,- en de officier van justitie opgedragen om het teveel betaalde bedrag van € 55,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 226,75 toegekend aan betrokkene.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor de kantonrechter om boetes te matigen in geval van overschrijding van deze termijn. De beslissing kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.