In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58 te Wouw op 10 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., aangevoerd dat de verbalisant niet aan alle vereisten heeft voldaan en dat betrokkene geen mobiel apparaat vasthield. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant, maar heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier C.G. Zevenhuijzen.