In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Burg. Freijterslaan te Roosendaal op 17 mei 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 zijn zowel de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., als de zittingsvertegenwoordiger, mr. K. Kattick, verschenen.
De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene vervoerde een breekbare en scherpe lading, waardoor het niet mogelijk was om tijdig te stoppen. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat dit de verboden gedraging niet rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond en dat de boete terecht is opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft de boete gematigd met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die in dit geval bijna drie weken was. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 210,- plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.