ECLI:NL:RBZWB:2025:4408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11155193 MB VERZ 24-453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Burg. Freijterslaan te Roosendaal op 17 mei 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 zijn zowel de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., als de zittingsvertegenwoordiger, mr. K. Kattick, verschenen.

De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene vervoerde een breekbare en scherpe lading, waardoor het niet mogelijk was om tijdig te stoppen. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat dit de verboden gedraging niet rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond en dat de boete terecht is opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft de boete gematigd met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die in dit geval bijna drie weken was. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 210,- plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer: 11155193 \ MB VERZ 24-453
CJIB-nummer: 2062 5422 5808 6520
uitspraakdatum: 19 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. K. Kattick (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens Appjection B.V. is
J. Hoekstra verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Burg. Freijterslaan te Roosendaal op 17 mei 2023.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene was niet in de gelegenheid om op tijd te stoppen omdat er een breekbare en scherpe lading in het voertuig lag. Als betrokkene hard had geremd dan had dit zijn veiligheid in het gedrang gebracht. De informatieplicht is geschonden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde een geldige machtiging getoond en hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is geschonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Dat betrokkene een scherpe lading vervoerde doet niet af aan het verboden karakter van de gedraging.
Gemachtigde heeft aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord. Het hof heeft in een arrest (ECLI:NL:GHARL:2024:5796) geoordeeld dat er een groep zaken is waarin betrokkenen door professioneel gemachtigden werden bijgestaan, waarbij de beroepen voor
1 oktober 2023 waren binnengekomen en waarin niet binnen de beslistermijn een hoorzitting kon worden gepland zodat het Parket CVOM niet tot horen kon overgaan. De beslissing om deze zaken zonder te horen af te doen is een eenmalige maatregel geweest, waardoor vanaf maart 2024 de hoorzittingen weer konden worden gevuld met zaken waarvan de beslistermijn nog niet was verstreken.
In deze zaak is na 1 oktober 2023 beslist door de officier van justitie op het administratief beroep, maar de motivering over hoge instroom van beroepschriften is slechts gebruikt in een (beperkte) batch zaken. Van een structurele schending van de hoorplicht is geen sprake, maar van een eenmalige maatregel om ervoor te zorgen dat daarna wel tijdig kon worden gehoord in alle gevallen.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gedraging wordt ook niet betwist.
De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht, op grond van het volgende.
Uit het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarnaar de gemachtigde verwijst (ECLI:NL:GHARL:2024:5796), blijkt dat er een groep zaken is waarin de hoorplicht ook na 1 oktober 2023 is geschonden. Dit gaf het hof echter in die specifieke zaak geen aanleiding tot matiging van het sanctiebedrag, omdat in die zaak al vóór 1 oktober 2023 op het administratief beroep was beslist. Volgens het gerechtshof zou dit anders kunnen zijn in zaken waarin wel sprake is van schending van de hoorplicht na 1 oktober 2023, omdat de structurele schending van de hoorplicht in zaken met een professionele gemachtigde (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6930), in dat geval zou voortduren na de datum waarop volgens het openbaar ministerie in zaken met een professionele gemachtigde weer zou worden gehoord.
In deze zaak is de gemachtigde (ruim) vóór 1 oktober 2023 de gelegenheid geboden een schriftelijke toelichting op het beroepschrift in te dienen ter vervanging van de hoorzitting, waarvan gemachtigde op 7 september 2023 ook gebruik heeft gemaakt.
De kantonrechter overweegt dat er een (overgangs)periode bestaat waarin (ruim) voor 1 oktober 2023 door de officier van justitie aan gemachtigden de mogelijkheid is gegeven om het beroep schriftelijk toe te lichten, maar in welke zaken pas na 1 oktober 2023 een beslissing is genomen op het administratief beroepschrift. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in dergelijke gevallen matiging toe te passen, omdat niet is gebleken dat het openbaar ministerie haar toezegging om gemachtigden vanaf die datum weer te horen niet is nagekomen. De kantonrechter gaat er hierbij van uit dat het horen vanaf die datum weer is ingevoerd voor de zaken waarin niet reeds een mogelijkheid tot schriftelijke toelichting was geboden en dat de (overgangs)periode daarom ook een beperkte duur kent.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 1 juni 2023 en is de redelijke termijn dus bijna met drie weken overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter en is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 210,-, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 70,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: