ECLI:NL:RBZWB:2025:4371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/4667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Breda

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 4 april 2024 een naheffingsaanslag van € 55,05 opgelegd aan de belanghebbende wegens het niet betalen van voldoende parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende stelt dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om na een parkeerduur van 60 minuten opnieuw parkeerbelasting te voldoen. Hij had de timer in de parkeerapp Flitsmeister gestart, maar deze stopte automatisch na 60 minuten. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende had moeten weten dat hij opnieuw aangifte van parkeerbelasting moest doen, aangezien dit duidelijk in het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen Breda 2023 was vermeld.

De rechtbank concludeert dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De naheffingsaanslag blijft in stand en de belanghebbende krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra op 9 juli 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 april 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Aan belanghebbende is vanwege het niet betalen van (voldoende) parkeerbelasting een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 55,05 ter zake van het parkeren van een auto met het kenteken [kenteken] op 4 december 2023 omstreeks 20:31 uur aan de Ernst Casimirstraat te Breda.
3.1.
In het ‘Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen Breda 2023’, geldend van 25 oktober 2023 tot en met 4 februari 2024 (het Besluit), is onder 1.3.1 voor zover hier van belang het volgende vermeld:
‘Terstond bij de aanvang van parkeren bij een parkeerautomaat dient de verschuldigde parkeerbelasting te worden voldaan. Dit gebeurt op één van de volgende manieren:
(…)
c. Door het via een telefoon/smartphone in te loggen op de centrale computer van een bedrijf waarmee de gemeente Breda een overeenkomst heeft gesloten (belparkeren). Dit kan uitsluitend als dit op de bij de betaalde parkeerplaatsen aanwezige parkeerapparatuur en bebording wordt aangegeven. Hiertoe dient de belastingplichtige geregistreerd te zijn bij dit bedrijf. De aanvang van het parkeren meldt de belastingplichtige door de gebiedscode via de mobiele telefoon door te geven aan het bedrijf. Voor een rechtsgeldige betaling neemt de belastingplichtige de voorwaarden van het bedrijf in acht. Daarbij dient tevens de maximale aanmeldduur, welke geldt voor de betreffende parkeerautomaat, in acht te worden genomen (zie artikel 1.4 van dit besluit).’
3.2.
Onder 1.4 van het Besluit is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
‘Voor verschillende gebieden/straten geldt een maximale aanmeldduur: de belastingplichtige moet na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting doen om het parkeerrecht te behouden.
(…)
Gerardus Majella (gebied 1304)
Maximale aanmeldduur: 60 minuten
(…)’
3.3.
De Ernst Casimirstraat behoort tot het gebied 1304. In deze straat geldt een maximale aanmeldduur van 60 minuten.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte is opgelegd. In het beroepschrift voert hij hiertoe aan dat het hem niet duidelijk was dat hij na een parkeerduur van 60 minuten opnieuw parkeerbelasting op aangifte had moeten voldoen. Belanghebbende heeft de timer in de parkeerapp Flitsmeister om 17:59 uur gestart en de timer is om 18:59 uur blijkbaar vanzelf gestopt. Belanghebbende was ook niet gehouden om daarna opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen, omdat in de parkeerapp een maximale parkeerduur van 60 minuten was vermeld. Bovendien stond aan het begin van de straat geen bord waarop duidelijk de maximale parkeertijd was aangegeven, aldus belanghebbende.
4.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van het Besluit is de Ernst Casimirstraat, waar belanghebbende geparkeerd stond, aangewezen als een plaats waar van maandag tot en met zondag van 9.00 uur tot 01:00 uur ter zake van het parkeren parkeerbelasting wordt geheven. Als maximale aanmeldduur is 60 minuten vermeld. In het Besluit is tevens vermeld dat de parkeerder na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting kan en moet doen om het parkeerrecht te behouden. Aangezien belanghebbende zich (opnieuw) had kunnen aanmelden en dat niet heeft gedaan, heeft hij voor de periode na ommekomst van de eerste 60 minuten ten onrechte geen parkeerbelasting voldaan.
4.2.
De rechtbank begrijpt het standpunt van belanghebbende zo dat het voor hem uit de informatie in de door hem gebruikte parkeerapp onvoldoende kenbaar was dat parkeerbelasting was verschuldigd. De rechtbank overweegt dat belanghebbende heeft nagelaten gegevens te overleggen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat hij zich voor de betreffende parkeeractie bij de door hem gebruikte parkeerapp heeft aangemeld en ook welke informatie die parkeerapp concreet bevatte. Het procesdossier bevat weliswaar een screenshot van de parkeerapp Parkmobile, maar hieruit blijkt niet dat het de parkeeractie betreft waarvoor de naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd en ook niet dat de in het screenshot getoonde informatie overeenkomt met de informatie in de door belanghebbende gebruikte parkeerapp Flitsmeister. In zoverre heeft belanghebbende niet aan zijn bewijslast voldaan.
4.3.
Zelfs in het geval belanghebbende wel aan zijn bewijslast zou hebben voldaan en ervan uitgaande dat de informatie in de parkeerapp Flitsmeister overeenkomt met de informatie in de parkeerapp Parkmobile, dan valt uit die informatie niet af te leiden dat na ommekomst van 60 minuten parkeren geen parkeerbelasting meer verschuldigd is. De tekst ‘
Max parkeerduur: 60 minuten’geeft weliswaar aan dat na verloop van 60 minuten het betaald parkeren wordt beëindigd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het een parkeerder vrij staat zijn auto daarna te laten staan zonder parkeerbelasting te voldoen.
4.4.
Ook uit het ontbreken van bebording met daarop de maximale parkeertijd aan het begin van de straat kan niet worden afgeleid dat belanghebbende geen parkeerbelasting verschuldigd was. Op een parkeerder rust namelijk een onderzoeksplicht. Van belanghebbende mag daarom worden verwacht dat hij na ommekomst van 60 minuten ofwel zijn auto weghaalt of de auto laat staan maar wel onderzoekt, in de door hem gebruikte parkeerapp of de ter plaatse aanwezige parkeerapparatuur, of hij op opnieuw parkeerbelasting moet voldoen. Als belanghebbende dat had gedaan dan had hij ontdekt dat hij zich opnieuw kon aanmelden (en zo de aangifte kon doen). De naheffingsaanslag was dan niet aan hem opgelegd.
4.5.
De verwijzing in het beroepschrift naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022 [2] slaagt ten slotte ook niet. In die zaak was namelijk in de plaatselijke regelgeving een maximale ‘
parkeerduur’ opgenomen, terwijl in dit geval in het Besluit een maximale ‘
aanmeldduur’ is vermeld. De term ‘parkeerduur’ betekent niet hetzelfde als de term ‘aanmeldduur’.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 9 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat om
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.HR 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346.