In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 18 juli 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De rechtbank constateert dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 zijn beide partijen niet verschenen, maar de rechtbank stelt vast dat zij correct waren uitgenodigd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de heffingsambtenaar geen inzicht heeft gegeven in de beweegredenen voor het herroepen van de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet adequaat heeft gereageerd op de argumenten van belanghebbende en dat er sprake is van een onrechtmatigheid aan de zijde van de heffingsambtenaar. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.