ECLI:NL:RBZWB:2025:4319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
10719190 - MB VERZ 23-478
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd voor het rijden van 4 km per uur te hard op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op 25 maart 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de boete ten onrechte was opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder, omdat betrokkene een huurovereenkomst had overgelegd waaruit bleek dat het voertuig op het moment van de gedraging was verhuurd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie de bestuurder was. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend, maar deze is beperkt tot de fase van het beroep bij de kantonrechter, omdat de onderbouwing van het standpunt pas in deze fase was aangevoerd. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10719190 \ MB VERZ 23-478
CJIB-nummer : 3062 5422 5668 1726
uitspraakdatum : 13 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 4 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N322 Almweg te Almkerk op 25 maart 2023 om 16:37 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift een verzamelfactuur voor gemaakte ritten meegezonden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier bevat een huurovereenkomst waaruit blijkt dat het voertuig inderdaad was verhuurd op de pleegdatum en tijdstip. Wat betreft de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht om dit alleen voor de kantonfase toe te kennen, aangezien pas in deze fase de juiste huurovereenkomst is overgelegd.

Overwegingen

Inhoudelijk
Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
Ingevolge artikel 8, aanhef en onder b, Wahv is dat anders indien de kentekenhouder een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het voertuig was.
Onder "ten tijde van de gedraging" moet worden verstaan "ten tijde van de vaststelling van de gedraging" (zie ECLI:NL:GHARL:2022:11123).
Uit de overgelegde rittenstaat blijkt dat het voertuig is verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering van artikel 8 Wahv. Uit de overgelegde huurovereenkomst blijkt dat het voertuig verhuurd was op de pleegdatum- en tijdstip. Daarmee staat vast dat de uitzondering zich heeft voorgedaan.
De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. De beroepsgrond die heeft geleid tot wijziging van boetebeschikking is voor het eerst in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd, althans, de onderbouwing van dat standpunt is pas in deze procedure overgelegd. De gemachtigde had deze grond/onderbouwing al kunnen aanvoeren in het beroep bij de officier van justitie, maar heeft dat niet gedaan. Daarom wordt de vergoeding van de proceskosten beperkt tot de fase van het beroep bij de kantonrechter. De proceskosten in de fase van het administratief beroep bij de officier van justitie komen niet voor vergoeding in aanmerking (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4621, overweging 5).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: