ECLI:NL:RBZWB:2025:4212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/4755
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot arbeidsongeschiktheidspensioen en IVA-uitkering

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die een arbeidsongeschiktheidspensioen en een IVA-uitkering ontvangt, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) had opgelegd voor het jaar 2022. De inspecteur had het verzamelinkomen van de belanghebbende vastgesteld op € 38.361, wat in afwijking was van de door de belanghebbende opgegeven aangifte van € 69.124. De rechtbank heeft op 28 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en twee vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of de aanslag niet tot een te hoog bedrag was opgelegd. De belanghebbende stelde dat de inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met een bedrag van € 226 aan arbeidskorting. De rechtbank oordeelde dat de arbeidskorting alleen geldt voor belastingplichtigen die arbeidsinkomen genieten. Aangezien het arbeidsongeschiktheidspensioen en de IVA-uitkering van de belanghebbende niet nauw verband hielden met in een bepaald tijdvak verrichte arbeid, werden deze inkomsten niet als arbeidsinkomen aangemerkt. Hierdoor had de belanghebbende geen recht op arbeidskorting.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat de aanslag niet werd verminderd. De belanghebbende kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 april 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.361 (de aanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de of de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende ontvangt in 2022 een arbeidsongeschiktheidspensioen van € 4.988 van Pensioenfonds Vervoer. Verder ontvangt hij een IVA [1] -uitkering van € 33.373 van het UWV.
3.1.
Belanghebbende geeft in zijn aangifte IB/PVV 2022 een verzamelinkomen aan van € 69.124.
3.2.
De inspecteur legt de aanslag op en stelt daarbij het verzamelinkomen in afwijking van de aangifte vast op € 38.361.
3.3.
De inspecteur wijst het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag af.
3.4.
Belanghebbende reageert in een brief op de uitspraak op bezwaar. Hij gaat in de brief uit van een verzamelinkomen van € 38.361 en € 226 aan arbeidskorting.
3.5.
De inspecteur stuurt de brief door naar de rechtbank met het verzoek deze in behandeling te nemen als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar.
3.6.
De inspecteur heeft informatie overgelegd waaruit volgt dat Pensioenfonds Vervoer en het UWV de groene tabel (voor inkomsten uit vroegere arbeid) hebben toegepast. Verder is in de loonheffing geen rekening gehouden met een bedrag aan arbeidskorting.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een bedrag van € 226 aan arbeidskorting.
4.1.
De arbeidskorting geldt voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet. [2] Loon uit tegenwoordige arbeid valt onder het arbeidsinkomen. [3] Van loon uit tegenwoordige arbeid is – kort gezegd – sprake als de inkomsten nauw verband houden met in een bepaald tijdvak verrichte arbeid. De inkomsten moeten daarvoor een rechtstreekse beloning vormen. [4]
4.2.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen en de IVA-uitkering die belanghebbende ontvangen heeft, houden niet nauw verband met in een bepaald tijdvak verrichte arbeid en vormen daarvoor geen rechtstreekse beloning. De inkomsten hebben meer in het algemeen betrekking op vroegere arbeid. Het pensioen en de uitkering worden volgens de definitie van arbeidsinkomen [5] ook niet tot het arbeidsinkomen gerekend. Belanghebbende heeft dus geen recht op arbeidskorting. Het beroep van belanghebbende slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag niet wordt verminderd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.D.M.A. Reijs, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier, op 3 juli 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.Artikel 8.11, eerste lid, Wet IB 2001.
3.Artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001.
4.Hoge Raad 31 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:165, r.o. 3.5.2.
5.Artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid van de Wet IB 2001.