ECLI:NL:RBZWB:2025:4203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/4816
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing geheimhoudingskamer inzake verzoek om beperkte kennisneming in belastingzaak

In deze zaak heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2025 een beslissing genomen over een verzoek van de inspecteur van de Belastingdienst om geheimhouding van bepaalde stukken in een belastingzaak. Het verzoek was ingediend op 8 oktober 2024 en betrof twee memo's die volgens de inspecteur geheim gehouden moesten worden vanwege privacyredenen en de effectiviteit van de controlestrategie van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de gemachtigde van de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R. Zilver, in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren. De gemachtigde heeft aangegeven dat de belanghebbende akkoord gaat met beperkte kennisname van persoonsnamen, maar niet met volledige geheimhouding van de stukken.

De geheimhoudingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. De rechtbank heeft de argumenten van de inspecteur en de belangen van de belanghebbende afgewogen. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat de redenen voor geheimhouding, zoals de bescherming van persoonsgegevens en de effectiviteit van het toezicht, zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de stukken. De rechtbank heeft besloten dat de hoofdkamer beperkte kennisname van de zwartgelakte passages mag hebben, maar dat de belanghebbende geen toegang krijgt tot deze informatie. De beslissing is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/4816 tot en met 24/4821
Beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. R. Zilver),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft, met dagtekening 8 oktober 2024, een verweerschrift ingediend en daarbij een verzoek om beperkte kennisneming dan wel geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. De inspecteur heeft vervolgens bij de brief met dagtekening 8 oktober 2024 het verzoek gemotiveerd en een gesloten envelop overgelegd met daarin stukken die volgens de inspecteur deels geheimgehouden moeten worden.
1.1.
De geheim te houden delen van stukken zien op twee memo’s. Het betreft het ‘Memo aandachtspunten Vervuld Vermogen (versie 8 van 27 september 2022)’ en een memo ‘projectstukken [project]’. De redenen voor geheimhouding gegeven door de inspecteur, zijn – in de kern – als volgt te omschrijven:
- Reden A: het belang van privacy van individuele ambtenaren;
- Reden B: het belang van privacy van derden;
- Reden C1: het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie;
- Reden C2: het belang van een effectieve en efficiënte interne werkwijze;
- Reden C3: het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen;
- Reden D: persoonlijke opvattingen en meningen van individuen zijn niet relevant voor de behandeling van een individuele zaak.
1.2.
De rechtbank heeft de brief met het verzoek om beperkte kennisneming/geheimhouding van 8 oktober 2024 en de geschoonde stukken aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
1.3.
De gemachtigde heeft, bij brief van 12 november 2024, gereageerd op het verzoek van de inspecteur. Daarbij heeft hij aangegeven dat belanghebbende enkel akkoord gaat met beperkte kennisname door de hoofdkamer van de persoonsnamen en andere persoonlijke (identiteits-)gegevens van belastingambtenaren. Voor het overige gaat belanghebbende niet akkoord.

Overwegingen

Geen zitting
2. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1] De geheimhoudingskamer heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de gemachtigde niet heeft verzocht om een zitting, nadat de rechtbank haar de mogelijkheid had geboden om te melden of hij prijs stelt op een zitting.
Kader voor de beoordeling van artikel 8:29 van de Awb
3. De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
3.1.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door een partij worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
3.2.
Uit de toelichting van de inspecteur op het geheimhoudingsverzoek in de brief van 8 oktober 2024 leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich primair beroept op variant b. als bedoeld in 3.1. In artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat variant b. alleen is toegestaan met toestemming van de belanghebbende. Belanghebbende heeft alleen toestemming gegeven voor beperkte kennisneming op grond van reden A (zie 1.3). Voor het verzoek op grond van de overige redenen, neemt de geheimhoudingskamer mede uit het oogpunt van een doelmatige procesgang, aan dat de inspecteur voor het geval belanghebbende zich niet in het verzoek tot beperkte kennisneming kan vinden – hetgeen het geval is – dat de inspecteur alsdan verzoekt om toepassing van variant a, geheimhouding.
3.3.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van (delen) van die stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
3.4.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de beoordeling of een stuk is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb en door de inspecteur moet worden overgelegd toebehoort aan de hoofdkamer. De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van de gedeeltelijk geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming tegenover de afweging van de inspecteur om delen van de stukken geheim te houden.
Persoonsgegevens
3.5.
Ten aanzien van de geheimhouding van de namen van personen en andere persoonlijke (identiteits)gegevens van belastingambtenaren heeft belanghebbende aangegeven dat hij het eens is met beperkte kennisname door de hoofdkamer. De geheimhoudingskamer heeft gecontroleerd dat de zwartgelakte passages die zijn aangeduid met een A of met een NN-nummer inderdaad de persoonsgegevens van belastingambtenaren bevatten. De geheimhoudingskamer zal het verzoek om beperkte kennisname op grond van reden A (zie 1.1) toewijzen. Hoe dit praktisch uit zal werken, volgt onder het kopje ‘beslissing’.
Memo aandachtspunten projecten Vervuld Vermogen
3.6.
De geheimhoudingskamer heeft geconstateerd dat de inspecteur passages in het ‘Memo aandachtspunten projecten Vervuld Vermogen’ heeft zwartgelakt op grond van meerdere redenen zoals genoemd onder 1.1. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat voornoemde passages overwegingen bevatten die zien op de controlestrategie en op de interne werkwijze van de Belastingdienst. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer hebben de weggelakte passages daarom betrekking op de effectiviteit van het door de Belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. [2] Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zwaarder dan het belang van belanghebbende bij integrale kennisneming van deze stukken. Ten aanzien van het memo ‘aandachtspunten projecten Verhuld Vermogen’ is dus sprake van gewichtige redenen die geheimhouding van de zwartgelakte passages daarin op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.
Memo [project]
3.7.
De geheimhoudingskamer heeft geconstateerd dat de zwartgelakte passages in het memo ‘[project]’ bestaan uit namen van ambtenaren, bedrijven/kantoren en banken. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang van bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in dit geval aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbenden hebben bij kennisneming van deze gegevens. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor de zwartgelakte
gemaakte passages in dit memo geldt dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Voor zover het namen betreft waarvoor de reden A gegeven is – zie 1.1 – geldt dat partijen het erover eens zijn dat beperkte kennisneming door de hoofdkamer is toegestaan en zal de geheimhoudingskamer zodanig beslissen.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de zwartgelakte passages toe waarbij het hiernavolgend geldt.
Voor wat betreft kort gezegd en alleen de namen waarvoor reden A – privacy van individuele ambtenaren – is gegeven heeft de inspecteur primair verzocht om beperkte kennisneming zodat wel de hoofdkamer deze namen kan lezen, maar niet belanghebbende wanneer belanghebbende daarmee in zou stemmen. Belanghebbende heeft met dit verzoek ingestemd en de geheimhoudingskamer wijst dat verzoek toe.
De geheimhoudingskamer laat in het midden welk belang partijen menen dat er gehecht kan worden aan het kunnen lezen van alleen deze namen van belastingambtenaren in de stukken door de hoofdkamer. Het is de geheimhoudingskamer niet direct duidelijk wat de relevantie is maar partijen zijn het er over eens dat de hoofdkamer deze namen dient te kunnen lezen en de geheimhoudingskamer oordeelt dan ook conform.
Hoe werkt dit element praktisch uit? Het betekent dat alleen de hoofdkamer een exemplaar van de zwartgelakte stukken dient te ontvangen van de inspecteur die op exact dezelfde wijze zijn zwartgelakt, behalve voor zover het de namen van belastingambtenaren betreft die waren zwartgelakt met reden A. Een zodanig zwartgelakte stuk bestaat nog niet en het is aan de inspecteur om die alleen ter kennisneming van de hoofdkamer toe te sturen.
Deze beslissing is genomen door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593.
2.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 4 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228.