8.3.De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb heeft verleend. Dat de natuurvergunning een langere geldigheidsduur heeft dan het faunabeheerplan en de verleende ontheffing, maakt niet dat verweerder de vergunning niet mocht verlenen. Ook het feit dat vergunninghoudster de natuurvergunning zonder geldig faunabeheerplan en geldige ontheffing niet kan gebruiken, is geen reden om de natuurvergunning niet te verlenen. Het toetsingskader van de natuurvergunning verplicht namelijk niet dat de geldigheidsduur overeenkomt met de duur van het faunabeheerplan en de ontheffing.
Hoewel de rechtbank eiseres kan volgen in de stelling dat de passage onder het kopje ‘geldigheid onderzoek’ op pagina 2 van de passende beoordeling op verschillende manieren kan worden uitgelegd, heeft verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat het onderzoek geen quickscan is maar een volledige passende beoordeling betreft. Zo is namens verweerder ter zitting verklaard dat deze passage ten onrechte is opgenomen en dat uit de inhoud van de passende beoordeling volgt dat het niet gaat om een quickscan. Deze stelling kan de rechtbank volgen. Zo blijkt uit de ‘inleiding’ op pagina 1 dat Econsultancy de opdracht heeft gekregen om een passende beoordeling uit te voeren en uit paragraaf 1.2 van de passende beoordeling volgt dat het gaat om een aanvraag van een vergunning voor de duur van zes jaar, zodat ook hieruit logischerwijs volgt dat het gaat om een passende beoordeling voor die tijdsduur en niet om een quickscan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat er sprake is van een passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb. Verweerder heeft terecht de gevraagde natuurverlening verleend.
9. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht een natuurvergunning heeft verleend voor het vangen van zomerganzen ten behoeve van populatiebeheer tijdens de ruiperiode in verschillende Zeeuwse Natura 2000-gebieden. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Nu de beroepen ongegrond zijn, krijgen eisers geen vergoeding voor hun proceskosten. Ook krijgen zij het griffierecht niet terug.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. M.J. Schouw, leden, in aanwezigheid van mr. R.J. Wesel, griffier, op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Artikel 2.7, tweede lid
Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
Artikel 2.7, derde lidGedeputeerde staten verlenen een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend indien is voldaan aan artikel 2.8.
Artikel 2.8, eerste lid
Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
Artikel 2.8, derde lid
Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.