ECLI:NL:RBZWB:2025:4084
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, ter hoogte van € 13.651, en had tevens belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende in een vaststellingsovereenkomst afstand had gedaan van het recht op bezwaar en beroep tegen de naheffingsaanslag.
De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het bezwaar en concludeert dat de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende had het bezwaarschrift pas in februari 2024 ingediend, terwijl de naheffingsaanslag al in 2020 was opgelegd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de naheffingsaanslag in ieder geval in 2021 heeft ontvangen, gezien de afspraken in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, waardoor de uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.