ECLI:NL:RBZWB:2025:393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
23/10666
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake belastingaanslagen en ambtshalve vermindering door de inspecteur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar en beslissingen van de inspecteur inzake ambtshalve vermindering beoordeeld. Belanghebbende, woonachtig op de Filipijnen, had op 31 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de beslissingen van de inspecteur, die op 15 augustus 2023 waren genomen. De rechtbank honoreert het beroep op betalingsonmacht van belanghebbende, waardoor hij geen griffierecht hoeft te betalen. Tijdens de zitting op 16 december 2024 was belanghebbende niet aanwezig, en de rechtbank concludeert dat hij op de juiste wijze was uitgenodigd.

De rechtbank onderzoekt vervolgens de ontvankelijkheid van de beroepen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien het pas op 30 oktober 2023 door de rechtbank is ontvangen, terwijl de termijn op 26 september 2023 eindigde. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat belanghebbende geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de niet-ontvankelijkheid zouden kunnen rechtvaardigen.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de ambtshalve beslissingen van de inspecteur nog niet doorlopen zijn, en dat belanghebbende niet heeft ingestemd met het overslaan van de bezwaarfase. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10666 tot en met 23/10669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (de Filippijnen), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar en de beslissingen van de inspecteur op de verzoeken om ambtshalve vermindering van 15 augustus 2023.
1.1.
Op 31 oktober 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld. Ten aanzien van het te betalen griffierecht heeft belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan, omdat hij onvoldoende inkomen en geen vermogen heeft. Dat beroep is door de griffier voorlopig toegewezen. De rechtbank honoreert het beroep op betalingsonmacht. Belanghebbende hoeft het griffierecht in deze procedure dus niet te betalen, omdat dat naar het oordeel van de rechtbank niet van hem verwacht kan worden.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en
mr. [inspecteur 3] . Belanghebbende was niet aanwezig.
1.3.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op
2 oktober 2024, aan het door hem opgegeven adres, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op zitting te verschijnen. De aangetekend verzonden uitnodiging is op
6 december 2024 retour gekomen bij de rechtbank. Omdat het een adres in het buitenland betreft heeft de rechtbank het adres niet kunnen controleren in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). De uitnodiging is op 6 december 2024 nogmaals per gewone post aan belanghebbende gezonden. [1] De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt eerst of de beroepen ontvankelijk zijn. Als de beroepen niet-ontvankelijk zijn, dan kan de rechtbank die beroepen niet inhoudelijk beoordelen. Daarnaast gaat de rechtbank in op de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepen om verschillende redenen niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt.

Feiten

3. Belanghebbende woonde in de onderhavige jaren op de Filipijnen.
3.1.
Belanghebbende ontving in de onderhavige jaren – voor zover relevant – een uitkering van de SVB, waarover loonheffing is ingehouden.
Jaar
Uitkeringsinstantie
Bruto uitkering
Loonheffing
2019
SVB
€ 9.298
€ 836
2020
SVB
€ 9.563
€ 927
2021
SVB
€ 9.789
€ 923
2022
SVB
€ 10.012
€ 941
3.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2019 tot en met 2022 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
3.3.
De inspecteur heeft op 21 mei 2023 de bezwaren van belanghebbende ontvangen. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Daarbij heeft de inspecteur de bezwaren in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering en die verzoeken afgewezen (ambtshalve beslissingen).

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroepen
4. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [3] Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [5] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [6] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [7]
4.1.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraken op bezwaar 15 augustus 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending van de uitspraken op bezwaar later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen is daarmee geëindigd op 26 september 2023. Gelet op de poststempel op de enveloppe gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 19 september 2023 op de post is gedaan op de Filipijnen. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift op 30 oktober 2023 ontvangen. Op geen andere wijze is contact gezocht met de rechtbank over op welke wijze, zoals digitaal, beroep kon worden ingesteld. Het beroepschrift is gelet op de datum van ontvangst eind oktober wettelijke bezien niet tijdig ingediend.
4.2.
De vervolgvraag is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. [8] Belanghebbende heeft zich niet uitgelaten over mogelijke feiten en omstandigheden op grond waarvan de niet-ontvankelijkverklaring achterwege moet blijven. Nu belanghebbende het beroepschrift kort voor afloop van de beroepstermijn heeft verstuurd vanuit de Filipijnen per reguliere post, is de rechtbank van oordeel dat binnenkomst bij de rechtbank meer dan een week na afloop van de termijn niet zodanig vreemd is voor dergelijke postverzending dat de te late indiening niet voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin belanghebbende redelijkerwijs de verwachting mocht hebben dat het beroepschrift, welke voordat de termijn was verstreken per post is verzonden, uiterlijk één week na afloop van de termijn bezorgd zou worden. [9]
4.3.
Gelet op vorenstaande zijn de beroepen niet-ontvankelijk. Nu de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard, komt de rechtbank niet toe aan een (inhoudelijke) beoordeling van de beroepsgronden.
Ambtshalve beslissingen
4.4.
Uit het beroepschrift blijkt dat belanghebbende het ook niet eens is met de ambtshalve beslissingen over de (de hoogte van) de aanslagen.
4.5.
Tegen een ambtshalve beslissing moet als uitgangspunt eerst bezwaar worden gemaakt, voordat beroep kan worden ingesteld.
4.6.
Vast staat dat de bezwaarfase tegen de in 3.3 genoemde ambtshalve beslissingen nog niet is doorlopen. De inspecteur heeft de rechtbank geïnformeerd dat hij instemt met het overslaan van de bezwaarfase (prorogatie). De rechtbank had ter zitting aan belanghebbende de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarfase willen voorhouden, zodat als belanghebbende dat zou wensen, de rechtbank ook direct daarover zou kunnen oordelen. Belanghebbende is echter niet op de zitting verschenen en heeft ook niet anderszins toestemming daartoe verleend.
4.7.
Dit betekent dat niet kan worden aangenomen dat belanghebbende de bezwaarfase wenst over te slaan. De beroepen moeten daarom, voor zover deze betrekking hebben op de ambtshalve beslissingen, worden aangemerkt als bezwaren daartegen en worden doorgezonden naar de inspecteur zodat deze in behandeling kunnen worden genomen als bezwaren tegen de ambtshalve beslissingen. De feitelijke doorzending van de beroepen zal achterwege blijven, omdat de inspecteur al over de stukken beschikt. De rechtbank volstaat dus met deze vaststelling.
4.8.
Het voorgaande komt er in de kern op neer dat de inspecteur ten aanzien van de ambtshalve beslissingen uitspraken op bezwaar moet doen, voordat belanghebbende desgewenst daartegen in beroep kan komen. De rechtbank komt in deze procedure dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de ambtshalve beslissingen om niet tot vermindering over te gaan. Die beroepen zijn voorbarig en daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 27 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
6.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
7.Artikel 6:11 van de Awb.
8.Artikel 6:11 van de Awb.
9.Zie voor een dergelijke situatie bijvoorbeeld: rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6376.