Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 mei 2025 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord met producties A en B;
- de mondelinge behandeling van 6 juni 2025 en de door mr. Bloem overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
zal werken”in loondienst van een van de besloten vennootschappen van [ex-partner] en in de vierde alinea staat dat de besloten vennootschap waarvoor [werknemer] “
werkt”, € 1.500,00 netto, te vermeerderen met vakantietoeslag, aan haar betaalt (zie onder 2.2.). [werknemer] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij niet hoefde te werken. De omstandigheid dat [werkgever] haar, na jaren en na de ontbindingsprocedure, pas in januari 2024 heeft opgeroepen voor een werkoverleg, maakt op zichzelf nog niet dat er dus voor [werknemer] een vrijstelling voor het werk was. Gelet op de moeizame relatie tussen [werknemer] en [ex-partner] , die door beiden zo wordt gekenmerkt op de mondelinge behandeling, was het begrijpelijk dat [werkgever] er eerder voor koos om [werknemer] niet op te roepen om te werken. Gelet op het voorgaande is dus niet aannemelijk geworden dat er een vrijstelling voor het werk voor [werknemer] was afgesproken.
NJ2008/153).