In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 13 mei 2024 een aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 had opgelegd. De inspecteur had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.297 vastgesteld en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 behandeld, waarbij de inspecteur aanwezig was, maar belanghebbende zich had afgemeld. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd en dat er geen recht op schadevergoeding bestaat, aangezien dit alleen mogelijk is bij een gegrond beroep. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende in eerdere procedures over de aanslagen IB/PVV 2018, 2019 en 2020 al op dezelfde punten in het ongelijk is gesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn op 19 juni 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.