ECLI:NL:RBZWB:2025:3811

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
BRE 23/1704 en 23/1705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen BIZ-bijdrage door belanghebbenden in de gemeente Waalwijk

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/1704 en 23/1705, waarin belanghebbenden, vertegenwoordigd door de erven van een erflater en een andere belanghebbende, in beroep gingen tegen aanslagen BIZ-bijdrage opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De rechtbank beoordeelde de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 februari 2023, waarbij de aanslagen voor het belastingjaar 2022 aan belanghebbende 1 (eigenaar) en belanghebbende 2 (gebruiker) waren opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht had afgezien van een hoorzitting, aangezien belanghebbenden geen verzoek hadden ingediend om gehoord te worden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de besluiten zorgvuldig had voorbereid en dat er geen schending van de hoorplicht was. Daarnaast werd de rechtmatigheid van de draagvlakmeting beoordeeld, waarbij de rechtbank vaststelde dat de tweede draagvlakmeting rechtsgeldig was georganiseerd en dat er voldoende steun was onder de bijdrageplichtigen. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen BIZ-bijdrage terecht waren opgelegd en verklaarde de beroepen ongegrond. Belanghebbenden kregen geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/1704 en 23/1705

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende 1] namens de erven van [erflater] , uit [plaats] , belanghebbende 1

[belanghebbende 2], uit [plaats] , belanghebbende 2
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk , de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de voor elk van de belanghebbenden afzonderlijk gedane uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 februari 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende 1 een aanslag bedrijveninvesteringszones-bijdrage (BIZ-bijdrage) eigenaren opgelegd en aan belanghebbende 2 een aanslag BIZ-bijdrage gebruikers, beide voor het jaar 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de in een geschrift weergegeven bezwaren van belanghebbenden ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: mr. A.G. Hendriks namens de heffingsambtenaar. De gemachtigde van belanghebbenden is, met voorafgaand telefonisch bericht op de ochtend van de zitting, niet verschenen.

Feiten

2. Belanghebbende 1 is eigenaar van de onroerende zaak aan [adres] te [plaats] (de onroerende zaak). Belanghebbende 2 is gebruiker van de onroerende zaak.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft voor het belastingjaar 2022 aan belanghebbenden ieder afzonderlijk een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd op grond van de Verordening bedrijveninvesteringszone Centrumgebied [plaats] 2020-2024 (de Verordening), omdat de onroerende zaak in het aangewezen Centrumgebied in de gemeente Waakwijk is gelegen.
2.2.
Het college van burgemeester en wethouders (het college) heeft op 22 november 2021 en op 13 december 2021 een draagvlakmeting georganiseerd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht heeft mogen afzien van een hoorzitting in bezwaar en terecht aan belanghebbenden aanslagen BIZ-bijdrage heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbenden hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De gronden van belanghebbenden hebben betrekking op algemene beginselen van behoorlijk bestuur (met name ten aanzien van de hoorzitting), de uitgevoerde draagvlakmeting en het niet uitvaardigen van stembiljetten aan de gebruiker voor de eerste en tweede stemronde.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbenden niet, heeft de heffingsambtenaar terecht mogen afzien van een hoorzitting en zijn de aanslagen BIZ-bijdrage terecht aan belanghebbenden opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van schending van de hoorplicht?
5. Op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt het bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid om gehoord te worden voordat het op het bezwaar beslist. In afwijking van artikel 7:2 van de Awb is in artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaald dat een belanghebbende wordt gehoord op diens verzoek. Artikel 25 van de AWR is van overeenkomstige toepassing op de heffing van gemeentelijke belastingen. [1] Daartoe behoort ook de BIZ-bijdrage.
5.1.
Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat zij ten onrechte niet zijn gehoord. Zij hebben weliswaar niet uitdrukkelijk gevraagd om te worden gehoord, maar de heffingsambtenaar had in de omstandigheden van het geval aanleiding moeten zien om een hoorzitting te houden. Die omstandigheden betreffen het beknopt onderbouwde bezwaar en het feit dat belanghebbenden zonder professionele gemachtigde procedeerden. Door belanghebbenden niet te horen heeft de heffingsambtenaar de besluiten onzorgvuldig voorbereid en besluiten genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:4, en 7:12 jo. 3:46 van de Awb, aldus belanghebbenden.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van de hoorplicht en overweegt als volgt. Belanghebbenden hebben niet verzocht om gehoord te worden. Anders dan belanghebbenden bepleiten, is de rechtbank van oordeel dat het niet uitmaakt dat belanghebbenden in deze fase niet werden bijgestaan door een gemachtigde. In artikel 25 van de AWR is immers niet bepaald dat de heffingsambtenaar voor dat geval gehouden is belanghebbenden te horen. De hoofdlijn is: horen geschiedt op verzoek. Een dergelijk verzoek is niet gedaan. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur kunnen onder omstandigheden aanleiding geven voor de heffingsambtenaar om van de hoofdlijn af te wijken. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Uit het bezwaarschrift is volgens de heffingsambtenaar duidelijk op te maken waarom de aanslagen BIZ-bijdragen volgens belanghebbenden ten onrechte zijn opgelegd. De heffingsambtenaar heeft daarom, naar het oordeel van de rechtbank terecht, gehandeld conform de hoofdlijn: geen verzoek, geen hoorgesprek. De hoorplicht is niet geschonden.
Is de draagvlakmeting rechtmatig gehouden?
6. Belanghebbenden stellen dat de heffingsambtenaar meer kritisch had moeten zijn over de rechtmatigheid van de tweede draagvlakmeting, die zeer kort na de eerste (voor de gemeente tegenvallende) draagvlakmeting is gehouden.
6.1.
Vast staat dat de gemeenteraad van de gemeente Waalwijk bij Verordening van 30 september 2021 een BIZ-bijdrage heeft ingesteld overeenkomstig artikel 1, eerste en derde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones (Wet BIZ). Op grond van artikel 4 van de Wet BIZ treedt een dergelijke Verordening niet eerder in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen (de zogenoemde draagvlakmeting).
6.2.
De rechtbank heeft in eerdere zaken over dezelfde bedrijveninvesteringszone in de gemeente Waalwijk en ten aanzien van hetzelfde belastingjaar al geoordeeld dat de eerste draagvlakmeting onvoldoende resultaat heeft opgeleverd en dat de uitslag daarom terecht buiten beschouwing is gebleven. Vervolgens is geoordeeld dat de tweede stemronde in overeenstemming met de wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden, dat bij deze stemronde wel voldaan is aan de wettelijke vereisten en dat er voldoende steun en draagvlak is onder de bijdrageplichtigen voor de invoering van een Bedrijveninvesteringszone voor het Centrumgebied [plaats] . Dit betekent dat de op 13 december 2021 gehouden draagvlakmeting rechtsgeldig is georganiseerd door het college en de uitslag voldoet aan de aan artikel 5 van de Wet BIZ gestelde eisen. [2]
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben belanghebbenden met hun enkele stelling geen (nieuwe) argumenten ingebracht die aanleiding geven voor een ander oordeel over de rechtmatigheid van de beslissing tot het houden van de tweede draagvlakmeting.
Is de tweede stemronde correct verlopen?
7. Vervolgens stellen belanghebbenden dat bij beide stemronden ten onrechte geen stembiljet is uitgereikt aan belanghebbende 2, als gebruiker van de onroerende zaak.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de te volgen procedure voor het uitvoeren van de draagvlakmeting is vastgelegd in het Reglement draagvlakmeting Bedrijveninvesteringszone Centrumgebied [plaats] 2022-2026 (het Reglement).
7.2.
De stelling van belanghebbenden dat belanghebbende 2 in de eerste stemronde geen stembiljet heeft ontvangen, kan hen niet baten omdat de uitslag van de eerste stemronde buiten beschouwing is gebleven en deze stemronde dus heeft geleid tot de niet-inwerkingtreding van de Verordening.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tweede stemronde correct verlopen. Uit de door de heffingsambtenaar bij het verweerschrift overgelegde stukken blijkt dat aan belanghebbende 2 bij brief van 24 november 2021, geadresseerd aan [adres] te [plaats] , een stembiljet voor de tweede ronde is uitgereikt. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar alle gegevens over de uitgebrachte stemmen en het proces-verbaal van de notaris aan het dossier toegevoegd. De notaris komt tot de slotsom dat er geen onregelmatigheden zijn geweest. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat door de notaris is vastgelegd. De in de stukken opgenomen cijfers zijn duidelijk, namelijk 124 van de 162 stemmen waren voor invoering van de Bedrijveninvesteringszone Centrumgebied [plaats] .
Indien belanghebbenden wel zouden worden gevolgd in hun stelling dat belanghebbende 2 als gebruiker geen stembiljet zou hebben ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat deze mogelijke procedurele fout van onvoldoende gewicht is om van een zodanige schending van artikel 4 van de Wet BIZ te spreken dat de Verordening ten aanzien van belanghebbende 2 buiten toepassing moet worden gelaten. Bovendien is gezien de hiervoor genoemde cijfers niet aannemelijk, dat in dat geval de Verordening anders had geluid of niet was ingevoerd.
7.4.
Gelet op voorgaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat de (tweede) door het college uitgevoerde draagvlakmeting in overeenstemming met de wet- en regelgeving is georganiseerd. De Verordening is daarom rechtsgeldig in werking getreden. Dit betekent dat de aan belanghebbenden opgelegde aanslagen BIZ-bijdrage voor het jaar 2022 terecht zijn opgelegd. Gesteld noch gebleken is dat de aanslagen BIZ-bijdragen te hoog zijn opgelegd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen BIZ-bijdragen in stand blijven. Belanghebbenden krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231 van de Gemeentewet
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank van 9 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2325, en van 25 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2725.