ECLI:NL:RBZWB:2024:2325

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
AWB-23_1298
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een BIZ-aanslag door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de BIZ-aanslag voor het jaar 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had een aanslag opgelegd op basis van de Verordening Bedrijveninvesteringszone Centrumgebied. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 4 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank onderzoekt of de aanslag terecht is opgelegd en of er sprake is van schending van de hoorplicht. De belanghebbende stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet expliciet om een hoorzitting heeft gevraagd en dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om hem te horen. Daarnaast wordt de vraag behandeld of een tweede stemronde noodzakelijk was. De rechtbank concludeert dat de tweede stemronde correct is verlopen en dat er geen onregelmatigheden zijn geconstateerd.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en dat de aanslag BIZ-bijdrage gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam 1] , verbonden aan [B.V.] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk , de heffingsambtenaar,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 januari 2023 die ziet op de BIZ-bijdrage voor het jaar 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag BIZ-bijdrage op grond van de Verordening Bedrijveninvesteringszone Centrumgebied [plaats 2] 2022-2026 (de Verordening) opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam 2] .

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan [adres] te [plaats 2] (hierna: onroerende zaak). De heffingsambtenaar heeft middels een aanslag voor het jaar 2022 een BIZ-bijdrage geheven, omdat de onroerende zaak in het aangewezen Centrumgebied in de gemeente Waalwijk is gelegen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De gronden van belanghebbende hebben betrekking op de uitgevoerde draagvlakmeting, het uitvaardigen van stembiljetten aan de gebruiker voor de eerste en tweede stemronde en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag BIZ-bijdrage terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van schending van de hoorplicht ?
5. Op grond van artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt het bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid om gehoord te worden voordat het op het bezwaar beslist. In afwijking op artikel 7:2 Awb is in artikel 25 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bepaald dat een belanghebbende wordt gehoord op diens verzoek. Artikel 25 AWR is van overeenkomstige toepassing op de heffing van gemeentelijke belastingen. [1] Daartoe behoort ook de BIZ-bijdrage.
5.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij ten onrechte niet is gehoord. Belanghebbende is van mening dat het hem niet kan worden verweten dat hij hier niet expliciet om heeft gevraagd, omdat belanghebbende zich in bezwaar niet heeft laten bijstaan door een professionele gemachtigde. Tevens is belanghebbende van mening dat de heffingsambtenaar genoeg aanleiding zou hebben gehad om belanghebbende te horen, omdat uit het verweerschrift blijkt dat het onduidelijk is waarom belanghebbende zich op het standpunt stelt dat de uitslag van de eerste stemronde voor de gemeente een domper was.
5.2.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat er in de bezwaarfase geen sprake was van onduidelijkheid over de bezwaren van belanghebbende. Met ‘onbevredigend gevoel’, zoals benoemd in het verweerschrift, heeft de heffingsambtenaar bedoeld aan te geven dat er, door te weinig stemmen, geen uitgesproken keuze was gemaakt na de eerste stemronde.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van de hoorplicht en overweegt als volgt. Belanghebbende heeft niet verzocht om gehoord te worden. Anders dan belanghebbende is de rechtbank van oordeel dat het niet uitmaakt dat belanghebbende in deze fase niet werd bijgestaan door een gemachtigde. In artikel 25 van de AWR is immers niet bepaald dat de heffingsambtenaar onder deze omstandigheden gehouden is belanghebbende te horen. De onduidelijkheid die er volgens belanghebbende bij de heffingsambtenaar zou zijn blijkt niet uit de stukken in het dossier. De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat er geen sprake was van onduidelijkheden, enkel een besluit bij verstek. De heffingsambtenaar heeft terecht kunnen afzien van het horen.
Mocht er een tweede stemronde plaatsvinden?
6. Belanghebbende stelt dat de gemeente een tweede stemronde heeft gehouden omdat de uitslag van de eerste stemronde een domper was. Het had naar mening van belanghebbende op de weg van het college van burgemeester en wethouders gelegen om de uitkomst van de eerste stemronde eerst voor te leggen aan de gemeenteraad, voordat het een tweede stemronde ging houden.
6.1.
De heffingsambtenaar heeft het standpunt ingenomen dat de tweede stemronde noodzakelijk was, omdat in de eerste stemronde onvoldoende stemgerechtigde gebruikers hadden deelgenomen.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de tweede stemronde in overeenstemming met de regelgeving plaatsgevonden. Het is het college van burgemeester en wethouders dat bevoegd is de draagvlakmeting uit te voeren. Voor de gemeenteraad is bij die uitvoering geen rol weggelegd. Dat de mogelijkheid voor een tweede stemronde niet expliciet is opgenomen in de tekst van de Wet BIZ en de Verordening brengt, anders dan belanghebbende stelt, niet mee dat de mogelijkheid niet bestaat. Dat zou slechts aan de orde zijn als in de wettekst een verbod zou zijn opgenomen om meerdere draagvlakmetingen te organiseren. Daarvan is geen sprake. Gelet op de wetsgeschiedenis heeft de wetgever zelfs rekening gehouden met de mogelijkheid dat meerdere metingen nodig zijn. In de derde alinea van de Memorie van Toelichting staat [2] :
‘Niet altijd blijkt van voldoende steun voor het inwerkingtreden van de verordening. Dit gebrek aan draagvlak kan aanleiding geven tot een nieuwe poging waarbij, met behulp van bijvoorbeeld betere voorlichting, alsnog wordt geprobeerd tot de vereiste steun te komen.’
Is de tweede stemronde correct verlopen?
7. Belanghebbende betwist dat de tweede stemronde correct is verlopen, omdat de (fictieve) gebruiker van het object geen stembiljet zou hebben ontvangen. De heffingsambtenaar heeft ter zitting gesteld dat hij geen bericht heeft ontvangen van de gebruiker dat hij geen stembiljet heeft ontvangen. Verder heeft de heffingsambtenaar gewezen op de gegevens over de uitgebrachte stemmen en het proces-verbaal van de notaris.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tweede stemronde correct verlopen. De heffingsambtenaar heeft in beroep alle gegevens over de uitgebrachte stemmen en het proces-verbaal van de notaris aan het dossier toegevoegd. De notaris komt tot het oordeel dat er geen onregelmatigheden zijn geweest. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat door de notaris is vastgelegd. De in de stukken opgenomen cijfers zijn duidelijk. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van belanghebbende had gelegen om nader te onderbouwen dat de gebruiker geen stembiljet zou hebben ontvangen. De enkele stelling van belanghebbende, zonder onderbouwing, is daartoe onvoldoende en maakt niet dat de heffingsambtenaar de verzendadministratie dient te overleggen.
7.2.
Daarbij merkt de rechtbank het volgende op. Indien belanghebbende wel zou worden gevolgd in zijn stelling dat de gebruiker geen stembiljet zou hebben ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat deze mogelijke procedurele fout van onvoldoende gewicht is om van een zodanige schending van artikel 4 van de Wet BIZ te spreken dat de Verordening ten aanzien van belanghebbende buiten toepassing moet worden gelaten. Bovendien is niet aannemelijk, dat in dat geval, de Verordening anders had geluid of niet was ingevoerd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag BIZ-bijdrage gehandhaafd blijft.
8.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed en ook geen vergoeding van proceskosten

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 9 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231 Gemeentewet
2.Memorie van Toelichting bij de Wet op de bedrijveninvesteringszones, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013- 2014, 33 917, nr. 3, p. 7