ECLI:NL:RBZWB:2025:3782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
24/7201
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV en verzoek om bestuurlijke dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het UWV. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen verschillende beslissingen van het UWV, maar stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het UWV na het instellen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen. Eiseres heeft geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is en het beroep tegen de bestuurlijke dwangsom kennelijk ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk, maar het UWV moet wel het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de volgende bezwaren:
  • het bezwaar van 13 maart 2024 tegen de beslissing van 29 februari 2024 inhoudende de invordering van een onverschuldigd betaald bedrag,
  • het bezwaar van 7 mei 2024 tegen de beslissing van 10 april 2024 inhoudende de bevestiging van een overeengekomen betalingsregeling,
  • het bezwaar van 7 mei 2024 tegen de beslissing van 11 april 2024 inhoudende de invordering van een onverschuldigd betaald bedrag,
  • en het bezwaar van 1 juni 2024 tegen de beslissing van 28 mei 2024 inhoudende het niet kwijtschelden van de openstaande vordering.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep niet tijdig beslissen ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat het UWV na het instellen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen. Eiseres kan zich in dit besluit vinden, maar heeft het beroep niet ingetrokken. Eiseres heeft geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren.
3.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat het besluit genomen is na het instellen van het beroep, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden.
Beroep tegen het niet toekennen van bestuurlijke dwangsom
4. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb en artikel 4:19 van de Awb wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen het niet toekennen van de bestuurlijke dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar van 1 juni 2024 tegen de beslissing van 28 mei 2024. [2]
5. Het beroep gericht tegen het niet toekennen van de bestuurlijke dwangsom is kennelijk ongegrond. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1.
Er is tussen partijen in geschil of er sprake is van een geldige ingebrekestelling en of het UWV aan eiseres een bestuurlijke dwangsom verschuldigd is. Eiseres heeft tweemaal een ingebrekestelling gestuurd, de eerste op 15 september 2024 en de tweede op 8 oktober 2024.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV 13 weken de tijd had om te beslissen op het bezwaar vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [3] In dit geval eindigde de termijn voor het indienen van bezwaar op 9 juli 2024, de beslistermijn van het UWV eindigde daarmee op 8 oktober 2024.
5.3.
Het UWV mag op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb deze termijn met zes weken verdagen en heeft daarbij, in tegenstelling tot wat eiseres bepleit, geen toestemming van belanghebbende nodig. Deze toestemming is pas nodig bij verdere verdaging na deze zes weken. [4] Wel moet het UWV aan belanghebbende mededelen dat zij gebruikmaakt van deze bevoegdheid. [5]
5.4.
Het UWV heeft op 8 oktober 2024 eiseres medegedeeld dat zij de beslistermijn met zes weken verdaagt tot uiterlijk 19 november 2024. Het UWV heeft dus rechtsgeldig en binnen de termijn eiseres medegedeeld dat de beslissing op bezwaar met zes weken verdaagd werd.
5.5.
Omdat de ingebrekestellingen van 15 september 2024 en 8 oktober 2024 beide prematuur waren, omdat de beslistermijn namelijk nog niet voorbij was, is er geen sprake van een rechtsgeldige ingebrekestelling.
5.6.
Uit de wet volgt dat de bestuurlijke dwangsom pas verschuldigd is vanaf de dag waarop twee weken zijn verstreken na het einde van de beslistermijn en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. [6] Omdat het UWV van eiseres geen rechtsgeldige ingebrekestelling heeft ontvangen en binnen twee weken na 19 november 2024 alsnog een besluit heeft genomen, is het UWV geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen is kennelijk niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover het ziet op de dwangsombeslissing is kennelijk ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
7. De rechtbank ziet in de uitkomst van de zaak aanleiding te bepalen dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het ziet op de toekenning van de bestuurlijke dwangsom kennelijk ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie ook: Hoge Raad, 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:1.
3.Dit staat in artikel 111 van de Wet WIA.
4.Dit staat in artikel 7:10, vierde lid, van de Awb.
5.Dit staat in artikel 7:10, vijfde lid, van de Awb.
6.Dit staat in artikel 4:17, derde lid, van de Awb.