In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 4 december 2024, waarin de rechtbank had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken moest beslissen op haar bezwaar. Eiseres stelt dat de Dienst Toeslagen deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft voor haar beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat, volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zij zonder zitting kan uitspraak doen omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een beslistermijn op van twee weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en een afschrift wordt aan de partijen verzonden.