Op 23 januari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. Kouwenhoven, die als rechter-commissaris fungeerde. De verdachte had het verzoek ingediend op basis van de schijn van partijdigheid, die volgens hem was gewekt door de motivering van een eerdere beslissing van de rechter op 11 december 2024. In die beslissing had de rechter de onderzoekswensen van de verdachte afgewezen, wat leidde tot de wraking. De verdachte betwistte de hem ten laste gelegde feiten, waaronder het medeplegen van cocaïnehandel en heling van een horloge of geldbedrag. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 8 januari 2025 waren de gewraakte rechter en de raadsman van de verdachte aanwezig. De wrakingskamer oordeelde dat er geen gronden waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De beslissing van de rechter op 11 december 2024 werd niet als een blijk van vooringenomenheid opgevat. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak met parketnummer 02/076874-24 voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.