In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar een onjuist bedrag aan kosten in rekening heeft gebracht bij de naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende deels gegrond is, en vermindert de naheffingsaanslag tot een correct bedrag van € 54,25. Tevens wordt het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juni 2025.