Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan belanghebbende waren opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaren van de heffingsambtenaar van 9 november 2023. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de naheffingsaanslagen, waarbij de heffingsambtenaar een onjuist bedrag aan kosten in rekening had gebracht. De rechtbank concludeert dat het beroep van belanghebbende deels gegrond is, omdat de kosten van de naheffingsaanslag te hoog waren vastgesteld. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslagen tot respectievelijk € 55,05 en € 54,25. Daarnaast heeft belanghebbende recht op vergoeding van proceskosten, omdat de bestreden besluiten zijn herroepen. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende.