ECLI:NL:RBZWB:2025:370
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 15 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 452.000 per 1 januari 2022, en had tegelijkertijd een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 trok belanghebbende zijn gronden tegen de WOZ-waarde in, maar bleef in geschil of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ in de bezwaarfase was geschonden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende niet slaagt en dat artikel 40 van de Wet WOZ niet is geschonden. De rechtbank legt uit dat de heffingsambtenaar voldoende informatie heeft verstrekt en dat er geen aanleiding is om het onderzoek te heropenen, ondanks dat een nader stuk niet in het digitale dossier aanwezig was. Belanghebbende had verzocht om gegevens die niet in het taxatieverslag waren opgenomen, maar de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aan de verzoeken heeft voldaan door relevante informatie te verstrekken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.