ECLI:NL:RBZWB:2025:370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
BRE 23/9436
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 15 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 452.000 per 1 januari 2022, en had tegelijkertijd een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 trok belanghebbende zijn gronden tegen de WOZ-waarde in, maar bleef in geschil of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ in de bezwaarfase was geschonden.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende niet slaagt en dat artikel 40 van de Wet WOZ niet is geschonden. De rechtbank legt uit dat de heffingsambtenaar voldoende informatie heeft verstrekt en dat er geen aanleiding is om het onderzoek te heropenen, ondanks dat een nader stuk niet in het digitale dossier aanwezig was. Belanghebbende had verzocht om gegevens die niet in het taxatieverslag waren opgenomen, maar de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aan de verzoeken heeft voldaan door relevante informatie te verstrekken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9436

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 juli 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 15 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 452.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Veere voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de gemachtigde van belanghebbende [naam 1] , en namens de heffingsambtenaar [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Ter zitting heeft belanghebbende zijn gronden tegen de vastgestelde WOZ-waarde van de woning uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk ingetrokken. Uitsluitend is nog tussen partijen in geschil of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ in de bezwaarfase is geschonden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is artikel 40 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) niet geschonden.
2.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Nadere stukken
2.3.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat hij op 30 december 2024 een nader stuk digitaal bij de rechtbank heeft ingediend dat betrekking heeft op het geschilpunt over artikel 40 van de Wet WOZ. De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat dat stuk niet in het digitale dossier van de rechtbank aanwezig is, en ook niet aan de gemachtigde ter beschikking is gesteld. Omdat ter zitting de heffingsambtenaar de inhoud van het betreffende stuk heeft toegelicht, en de gemachtigde van belanghebbende ter zitting de mogelijkheid heeft gehad om daar op te reageren, ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.
Artikel 40 Wet WOZ
2.4.
Op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ moet aan degene die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning, een afschrift van die gegevens worden verstrekt. Deze gegevens kunnen ook betrekking hebben op de voor de waardevaststelling gebruikte referentiewoningen.
2.5.
Belanghebbende voert aan dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning gegevens heeft gebruikt waarvan een afschrift in de bezwaarfase niet aan hem is toegestuurd, terwijl hij daar wel om heeft verzocht. Het gaat volgens belanghebbende om onderdelen en onderdeelwaardes van de woning en de referentiewoningen, en verder de KOUDVL-factoren van de woning en de referentiewoningen. Tot slot zijn ook de indexeringspercentages niet verstrekt, terwijl die wel verstrekt hadden moeten worden, aldus belanghebbende.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat van een schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ geen sprake is. De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag toegestuurd en in zijn emailberichten van 19 april 2023 en 17 mei 2023 gegevens over de woning en de referentiewoningen verstrekt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voldaan aan het verzoek van belanghebbende om een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning. Van een schending van artikel 40 van de Wet WOZ is daarom geen sprake. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de heffingsambtenaar viermaal inlichtingen heeft gevraagd naar de omstandigheden die van belang konden zijn voor het vaststellen van de KOUDVL-factoren maar belanghebbende geen reactie heeft gegeven.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
3.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 24 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.