ECLI:NL:RBZWB:2025:369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
24/6274 WOO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie op basis van de Wet open overheid in het kader van varkenshouderij en dierenwelzijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2025, wordt het beroep van eiseres, een varkenshouderij, tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De minister had op 22 juni 2023 een primair besluit genomen naar aanleiding van een Woo-verzoek van een derde partij, waarin informatie over dierenwelzijnsinspecties van varkensstallen werd opgevraagd. Eiseres vreesde dat openbaarmaking van deze informatie zou leiden tot negatieve gevolgen voor haar bedrijf, gezien de negatieve houding van de Woo-verzoeker ten opzichte van de sector.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de minister bij de openbaarmaking van informatie een afweging heeft gemaakt tussen het belang van openbaarheid en de bescherming van persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van personen en bedrijven. De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangevoerde redenen voor geheimhouding niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst erop dat de minister de bedrijfsnaam van eiseres niet openbaar hoeft te maken, en dat de informatie die openbaar gemaakt wordt, niet herleidbaar is tot eiseres. De rechtbank benadrukt dat de Wet open overheid het uitgangspunt heeft van 'openbaar, tenzij', en dat de weigeringsgronden restrictief moeten worden uitgelegd.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de belangen van openbaarmaking zwaarder wegen dan de belangen van eiseres, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur(voorheen: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister tot (gedeeltelijke) openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1
Met het besluit van 22 juni 2023 (primair besluit) heeft de minister beslist op een verzoek om informatie van een derde (de Woo-verzoeker). Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 22 november 2023 [1] heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen.
1.2
Met het bestreden besluit van 2 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij het primaire besluit gebleven. Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Tevens heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening. Nadat de minister heeft toegezegd dat de openbaarmaking wordt opgeschort totdat uitspraak is gedaan, heeft eiseres haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
1.3
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres en mr. C. Voijs namens de minister.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres exploiteert een varkenshouderij. De Woo-verzoeker heeft op 13 januari 2023 een Woo-verzoek ingediend, waarin zij aan de minister heeft gevraagd om informatie over:
- alle individuele rapporten van bevindingen die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) heeft opgemaakt naar aanleiding van dierenwelzijninspecties van Nederlandse varkensstallen, zoals veterinaire verklaringen, bevindingenbrieven, waarschuwingsbrieven en het bijbehorende beeldmateriaal;
- alle (interne) werkinstructies van afdeling Dier die zien op dierenwelzijnsinspecties van Nederlandse varkensstallen;
- een overzicht van alle dierenwelzijnsinspecties in Nederlandse varkensstallen in 2022, met daarin per rapport vermeld of het een zeugen- of vleesvarkensbedrijf betreft, alsmede het nalevingspercentage in 2022.
2.1
Hierna heeft de minister de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit tot (gedeeltelijke) openbaarmaking op grond van de Woo. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres voert aan dat het onwenselijk is dat haar bedrijf betreffende informatie openbaar wordt gemaakt, omdat de Woo-verzoeker zeer negatief staat tegenover de sector waarvan eiseres onderdeel uitmaakt en er naar verwachting geen voor eiseres positief gebruik van de informatie zal worden gemaakt. De Woo-verzoeker wordt bekend met de aard van de overtreding, de datum waarop het bewuste feit is begaan en de referentie die op de brief is vermeld. Niet uitgesloten is dat daarmee de rechtspersoon, de natuurlijke personen en de vestigingslocatie van eiseres voor de Woo-verzoeker bekend worden. Volgens eiseres kan, nu de minister het referentienummer, boetezaaknummer, kenmerk, onderzoeksnummer en rapportnummer niet onleesbaar heeft gemaakt, achterhaald worden om welke persoon/personen het hier gaat. Nu activisten er in het verleden niet voor terugdeinsden stallen te bezetten, hecht eiseres er groot belang aan buiten de schijnwerpers te blijven. Openbaarmaking kan tot onevenredig nadeel leiden. Dit belang dient zwaarder te wegen dan het belang van openbaarmaking. Het bekend worden dat er in de sector veel overtredingen zijn begaan in 2022 voedt het negatieve oordeel dat bij activisten al bestaat. Dit kan tot evident ongewenste acties leiden. Eiseres wijst op de bezetting van de A12. Sabotage dient te worden voorkomen. Daaraan draagt bij dat wordt geweigerd data openbaar te maken die binnen bepaalde kringen criminaliseert.
Overwegingen van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de Woo ‘openbaar, tenzij’ is. Een bestuursorgaan maakt bij de toepassing van de relatieve weigeringsgronden van artikel 5.1, tweede lid, van de Woo een inhoudelijke afweging tussen het vooropgestelde algemene belang van openbaarheid en de belangen die worden beschermd door de weigeringsgronden. De weigeringsgronden moeten restrictief worden uitgelegd. [2] Vervolgens overweegt de rechtbank dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 8 februari 2023 [3] heeft geoordeeld dat het openbaar maken van informatie over de wijze waarop een toezichthouder toezicht houdt op bedrijven het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient. Openbaarmaking van deze informatie draagt bij aan het maatschappelijk debat en vergroot de transparantie van het toezicht door de NVWA. Dit sluit aan bij een ontwikkeling in wet- en regelgeving en in de bestuurspraktijk van toezichthouders om in toenemende mate actief toezichtinformatie over ondernemingen openbaar te maken. Ook overweegt de Afdeling in deze uitspraak dat onderwerpen als voedselveiligheid en dierenwelzijn in de maatschappelijke belangstelling staan en het verstrekken van bij de overheid aanwezige informatie over welke onderneming welke bedrijfsactiviteiten op welke wijze in deze bedrijfssector uitoefent, een bijdrage levert aan het voeren van het maatschappelijke debat hierover en het vergroten van de transparantie van het toezicht hierop door de NVWA.
6.1
Eiseres doet een beroep op de uitzonderingsgronden als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo en als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo. De rechtbank zal deze gronden hierna bespreken.
Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
7. Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
7.1
Uit vaste rechtspraak volgt dat het beantwoorden van de vraag of een persoon op basis van indirecte gegevens herleidbaar is, casuïstisch is. Hierbij kan een rol spelen of het unieke details zijn binnen het geheel van omstandigheden waarin de betreffende persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het voldoende gegevens zijn die onmiskenbaar naar die persoon verwijzen. Als criterium geldt dat de betreffende informatie niet zulke unieke details of zodanige herkenbaarheid met zich mag brengen, dat zij voor een ieder zonder onevenredige inspanning leiden tot identificatie van een persoon. Verder kan, ook als documenten worden geanonimiseerd, de kring van betrokkenen een rol spelen. [4]
7.2
In het verweerschrift heeft de minister uiteengezet op welke wijze de diverse nummers, waaronder het referentie- en boetezaaknummer, door haar interne systeem worden gegenereerd. Dit systeem is alleen toegankelijk voor medewerkers van de minister. Niet in geschil is dat de betreffende nummers met een zoekslag op internet niet te herleiden zijn tot eiseres.
7.3
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat cybercriminaliteit steeds vaker voorkomt. Als de computer van de minister gehackt wordt, zal met de informatie die de minister openbaar wil maken de gegevens van eiseres achterhaald kunnen worden.
7.4
Met de minister is de rechtbank van oordeel dat in het geval van hacken niet langer kan worden gesproken van ‘zonder onevenredige inspanning’ zoals bedoeld in de hiervoor genoemde rechtspraak. De rechtbank overweegt dat zelfs voor iemand die daarin bedreven is, het een meer dan onevenredige inspanning zal vergen om op basis van de betreffende informatie eiseres te identificeren. Bovendien geldt dat de minister op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling [5] zelfs de bedrijfsnaam van eiseres openbaar had mogen maken. Omdat de Woo-verzoeker heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan die naam, heeft de minister ervoor gekozen om de bedrijfsnaam van eiseres weg te lakken en heeft zij het gelaten bij het verstrekken van indirecte gegevens. Dat eiseres op basis van die indirecte gegevens herleidbaar zou zijn, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
7.5
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres op de uitzonderingsgrond uit artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo niet slaagt.
Beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage
8. Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8.1
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank met de minister van oordeel is dat het referentienummer, boetezaaknummer, kenmerk, onderzoeksnummer en rapportnummer geen tot eiseres herleidbare informatie betreft. Er bestaat dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat openbaarmaking van deze nummers en dit kenmerk daadwerkelijk schade zou toebrengen aan het met geheimhouding gediende belang van beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8.2
Daar komt bij dat bij het inroepen van de uitzonderingsgrond uit artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo eiseres aannemelijk moet maken dat openbaarmaking van de desbetreffende informatie daadwerkelijk schade zou toebrengen aan het met geheimhouding gediende belang, te weten de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage. Daarvoor moeten ook concrete aanknopingspunten bestaan. [6] Ter zitting is namens eiseres desgevraagd verklaard dat er in haar geval geen concrete aanknopingspunten voor het daadwerkelijk toebrengen van schade zijn.
8.3
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres op de uitzonderingsgrond uit artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Woo evenmin slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de documenten op de door de minister besloten wijze openbaar mogen worden gemaakt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 24 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

2.Kamerstukken I, 2021/22, 33 328, nr. AB, p. 83.
4.ECLI:NL:RVS:2021:2622, ECLI:NL:RVS:2020:2361 en ECLI:NL:RVS:2009:BJ8937. Deze uitspraken zijn gewezen onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Uit de wetsgeschiedenis van de Woo volgt dat deze rechtspraak zijn betekenis heeft behouden onder de Woo, zie Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 22.