ECLI:NL:RBZWB:2025:365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
BRE 23/1350
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake vastgestelde waarde woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 januari 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 15 augustus 2022 het bezwaar van de belanghebbende tegen de voor het jaar 2022 vastgestelde waarde van zijn woning niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt het beroep op 10 januari 2025, maar de belanghebbende verschijnt niet ter zitting, ondanks dat hij de rechtbank per e-mail op de hoogte heeft gesteld van zijn afwezigheid.

De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet tijdig beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval is de uitspraak op bezwaar gedateerd op 15 augustus 2022, en de rechtbank concludeert dat de belanghebbende pas op 20 februari 2023 bezwaar heeft gemaakt, wat buiten de termijn valt. De rechtbank overweegt ook of de termijnoverschrijding verschoonbaar is, maar komt tot de conclusie dat de belanghebbende geen overtuigende gronden heeft aangevoerd die dit zouden rechtvaardigen.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1350

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] (Duitsland), belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 augustus 2022. In die uitspraak heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de voor het jaar 2022 vastgestelde waarde van zijn woning [adres] te [plaats 2] , niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de heffingsambtenaar deelgenomen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Belanghebbende is niet verschenen. Hij heeft bij emailbericht van 30 december 2024 de rechtbank geïnformeerd dat hij niet ter zitting kan verschijnen. De rechtbank heeft dat bericht aangemerkt als een afmelding van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet tijdig beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Dat leidt ertoe dat de rechtbank de vastgestelde waarde van de woning van belanghebbende voor het jaar 2022 niet inhoudelijk kan beoordelen.
2.1.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt, en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is eigenaar van de woning [adres] te [plaats 2] (de woning).
3.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 16 februari 2022 de waarde van de woning van belanghebbende voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 473.000. De waardepeildatum is 1 januari 2021.
3.2.
De heffingsambtenaar heeft verder aan belanghebbende met dagtekening 30 juni 2022 een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 aan belanghebbende opgelegd.
3.3.
Belanghebbende heeft per e-mailbericht van 15 juli 2022 bij de heffingsambtenaar bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2022 vastgestelde waarde van de woning.
3.4.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar met dagtekening 15 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift naar zijn mening te laat was ingediend.
3.5.
Belanghebbende heeft vervolgens op 20 februari 2023 een emailbericht aan de heffingsambtenaar verzonden waarin hij nogmaals bezwaar maakt tegen de waarde van de woning voor het jaar 2022. De heffingsambtenaar heeft dat bezwaarschrift doorgezonden aan de rechtbank en de rechtbank verzocht het bezwaar in behandeling te nemen als beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2022.

Motivering

4. Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, gaat zij allereerst in op de ontvankelijkheid van het beroep. Daartoe beoordeelt de rechtbank of belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar tijdig in beroep is gekomen.
4.1.
In die beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een termijn is waaraan de rechtbank ambtshalve moet toetsen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift begint met de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de uitspraak op bezwaar is bekendgemaakt na de dag van dagtekening. [1] De beroepstermijn bedraagt zes weken. [2]
4.2.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [4]
4.3.
De uitspraak op bezwaar is in dit geval gedagtekend op 15 augustus 2022. Verder heeft de heffingsambtenaar op de uitspraak op bezwaar vermeld dat hij deze op 18 augustus 2022 aan belanghebbende heeft verzonden. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de uitspraak op bezwaar pas op een later moment aan hem bekend is gemaakt. Hij voert daartoe aan dat de uitspraak op bezwaar door hem is ontvangen ‘net nadat de deadline al was verstreken’. De rechtbank begrijpt dat betoog zo dat belanghebbende de uitspraak op bezwaar pas kort na 29 september 2022 heeft ontvangen. 29 september 2022 was namelijk de laatste datum waarop beroep kon worden ingesteld binnen de zes-wekentermijn rekenend vanaf 18 augustus 2022.
4.4.
Ervan uitgaande dat belanghebbende inderdaad de uitspraak op bezwaar kort na 29 september 2022 heeft ontvangen, is de termijn voor het indienen van het beroepschrift rond die tijd begonnen. Belanghebbende heeft echter pas op 20 februari 2023 de heffingsambtenaar bericht dat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. Dat beroepschrift is daarmee niet binnen (uiterlijk) zes weken nadat belanghebbende bekend werd met de uitspraak op bezwaar door hem ingediend. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
4.5.
Omdat het beroepschrift is binnengekomen na afloop van de beroepstermijn, staat vervolgens nog ter beoordeling of “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel of de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende geen gronden heeft aangevoerd die tot dat oordeel kunnen leiden. De algemene stellingen van belanghebbende dat post naar Duitsland er lang over doet, en hij de voorkeur geeft aan communicatie per e-mail, leiden niet tot dat oordeel.
4.6.
Omdat de termijnoverschrijding op grond van het voorgaande niet verschoonbaar is, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende daarom niet inhoudelijk. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 24 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
2.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:11 van de Awb.