In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 22 december 2023 om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 22 december 2023 een aanvraag ingediend, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder op 3 januari 2025 in gebreke gesteld, waarna de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Verweerder heeft verzocht om een langere beslistermijn, en de rechtbank oordeelt dat een termijn van elf weken na verzending van deze uitspraak redelijk is, gezien het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden en een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten betalen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en openbaar gemaakt op 5 juni 2025.