ECLI:NL:RBZWB:2025:3499
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, die de waarde van de woning op 1 januari 2022 had vastgesteld op € 1.076.000. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 april 2025, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog had vastgesteld. Belanghebbende had aangevoerd dat de heffingsambtenaar tijdens de bezwaarprocedure niet alle relevante gegevens had verstrekt, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een schending van artikel 40 van de Wet WOZ, omdat belanghebbende geen specifiek verzoek had gedaan om aanvullende informatie. Ook de motivering van de uitspraak op bezwaar voldeed aan de eisen van de Awb.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van belanghebbende. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.