ECLI:NL:RBZWB:2025:3439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11063524 MB VERZ 24-612
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het rijden van 9 km per uur te hard op de N65 Bosscheweg te Berkel Enschot op 22 januari 2024. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep gegrond had verklaard, maar de proceskostenvergoeding met een extra wegingsfactor had verhoogd. Betrokkene was van mening dat deze verhoging onredelijk was en in strijd met het discriminatieverbod. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 2 mei 2025, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de toepassing van artikel 13a, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in dit geval niet verenigbaar is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en zelf een proceskostenvergoeding van € 550,25 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 11063524 \ MB VERZ 24-612
CJIB-nummer : 6062 5422 6381 7680
uitspraakdatum : 2 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : Meerts Belastingadvies en Rechtsbijstand B.V.

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en bij het toekennen van de proceskostenvergoeding de “extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding” toegepast. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 9 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N65 Bosscheweg ter hoogte van hectometerpaal 16.4 richting Den Bosch te Berkel Enschot op 22 januari 2024 om 10:00 uur.
De officier van justitie had de “extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding”, primair geheel en subsidiair deels, buiten toepassing moeten laten omdat deze onredelijk is. Met deze afwijking in Mulderzaken van andere zaken wordt gehandeld in strijd met het discriminatieverbod. Bovendien vraagt de voormalig voorzitter van de Raad van State zich af of deze wettelijke regeling geen ontoelaatbare inbreuk maakt op het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast wordt het Europese recht op vrije advocaatkeuze met de bestreden regeling zodanig uitgehold dat deze niet meer effectief is en justitiabelen binnen niet al te tijd verstoken blijven van rechtshulp in zaken als deze. Gemachtigde heeft een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden toegevoegd waarin het hof een reguliere vergoeding heeft toegekend. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Niet kan worden beoordeeld of de toepassing van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv zoals dat luidt per 1 januari 2024 verenigbaar is met artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol van het EVRM. Aangezien de mogelijkheid niet valt uit te sluiten dat de toepassing van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv, in strijd is met het uit deze bepalingen voortvloeiende discriminatieverbod is het naar het oordeel van het hof aangewezen om de bepaling in dit geval buiten toepassing te laten.

Overwegingen

De kantonrechter verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:7769), waarin is geoordeeld dat de wetgever voor de vaststelling van de hoogte van de proceskostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand onderscheid heeft gemaakt tussen Wahv-procedures enerzijds en andere bestuursrechtelijke procedures (niet zijnde WOZ- en bpm-procedures) anderzijds. Het hof kan bij gebrek aan in het kader van de totstandkoming van deze bepaling aanwezige informatie niet beoordelen of het gemaakte onderscheid in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en/of artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Aangezien die mogelijkheid niet valt uit te sluiten, moet artikel 13a, tweede lid, van de Wahv (nieuw) buiten toepassing worden gelaten.
Gelet hierop zal de kantonrechter het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zelf een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordtvoor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
totaal € 550,25

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie voor zover het de proceskostenvergoeding betreft;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 550,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: