Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het rijden van 9 km per uur te hard op de N65 Bosscheweg te Berkel Enschot op 22 januari 2024. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep gegrond had verklaard, maar de proceskostenvergoeding met een extra wegingsfactor had verhoogd. Betrokkene was van mening dat deze verhoging onredelijk was en in strijd met het discriminatieverbod. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 2 mei 2025, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de toepassing van artikel 13a, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in dit geval niet verenigbaar is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en zelf een proceskostenvergoeding van € 550,25 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.